Van Concordia polisnummer 1 …

In het Utrechts Nieuwsblad  van 6 februari 1957 stond de rubriek ‘Wij spraken met’. Daarin het verhaal over ‘polisnummer 1’ van een inwoner van de Hermannus Elconiusstraat.

N.P. de Jager (tachtig jaar)

Wij hebben bepaald niet voor de eerste keer met iemand gesproken, die de leeftijd der zeer sterken haalt. Wel hebben we zelden een tachtigjarige geïnterviewd, die beschikte over een zo formidabel geheugen als de heer N.P. de Jager, die geboren 7 februari 1877 te Grave (u weet wel van de radio: Grave beneden de sluis) morgen de eerbiedwaardige leeftijd van 80 jaar bereikt. De heer N.P. de Jager, wonende Hermannus Elconiusstraat 35 in Utrecht-noord, is een bekende figuur in de Utrechtse gemeenschap en met name in de wereld der typografie.

De tachtigjarige heer De Jager gaat er echt voor zitten, als we bij hem binnen vallen. Hij steekt er een verse Havanna bij op en gaat oreren… alsof hij nog de grote vakbondsbestuurder is van weleer. Af en toe kijkt hij even peinzend naar zijn zoon, die naast hem zit, de heer S.A. de Jager, (de directeur van Utrechts oudste drukkerij v.h. Kemink en zoon n.v. drukkerij en uitgeversmaatschappij op het Domplein) niet om hem over dit of dat te raadplegen, want hij weet zijn weetje nog best, maar bij wijze van controle, zo van: wat heb ik dat goed onthouden, hè?

Nicolaas Petrus de Jager dus, is in Grave geboren en hij ging zoals hij het kenmerkend noemt „bij de fraters op school” Tot zijn twaalfde jaar; toen brak er een gewichtig moment aan. Zijn vader werd nl. geadviseerd Klaas onderwijzer te laten worden. Maar dat zat er echt niet aan en het werd derhalve… zo gauw mogelijk een baantje zoeken. De drukkerij Penders in Grave („ik kreeg er meer schoppen dan loon”) was de eerste zaak die de jonge De Jager begroette, zij het voor korte tijd, want vader De Jager, die sergeant-kleermaker was, werd overgeplaatst naar Amersfoort en Klaas ging mee over. Als leerling-zetter kwam hij op de drukkerij Mechielsen. Het was niet, dat de jonge De Jager geen goede diensten bewees, maar ja, zo merkt hij thans glimlachend op (let wel: het is zo’n kleine zeventig jaar geleden en hij haalt de historie op, als of het gisteren gebeurde!), we maakten als jongens een lolletje op de zetterij en ik wilde geen verrader zijn en, zo ging dat in vroeger jaren… op staande voet de laan uit. In het nachtelijk uur liep de Jager met een vriend, die ook een balorige bui had, naar Amsterdam en het toeval wilde, dat zij bij de eerste de beste drukkerij meteen aan het werk togen. Zó was het ook vroeger! Dat was bij v. Zeggelen aan de Achterzijds Voorburgwal. Daar ging het met De Jager prima, want in plaats van het gebruikelijke uurloon van 19 cent kreeg hij, vooral omdat hij „vormen kon inslaan” 21 cent. En misschien zou hij er tot op hoge leeftijd zijn gebleven als niet ook hier de militaire spaak in het wiel werd gestoken. De Jager werd dus soldaat en wel in Amersfoort  Zijn vroegere baas had hem beloofd tien gulden te zullen geven (dat was me een bedrag in de vorige eeuw!) als hij korporaal werd en nog een tientje als hij de sergeante strepen kreeg, maar toen de militair De Jager zich ontdeed van ’s konings wapenrok… had Mechielsen net geen werk voor hem. Eventjes zat Klaas in de perikelen. Wat zou hij gaan doen? Zijn meisje was in betrekking bij de stationschef in Amersfoort en die kon hem misschien aan een baantje helpen, en in Baarn vroegen ze iemand bij de politie. Noch voor het een (wat zou ik daar bij de N.S. geworden zijn, misschien hulpknecht, verzucht hij nu nog) noch voor Baarn (jongen, ik zal je zeggen, bij de Baarnse politie was het in die jaren maar een gevaarlijke betrekking en hij lacht er nu nog om ) voelde hij iets. De reuk van het lood van een echte zetterij was hem in de neusgaten blijven hangen en dat trok hem. Gelukkig was er bij Mechielsen weer een beetje lucht gekomen en De Jager klom in snel tempo op van zetter via meesterknecht tot algemeen chef.

Hier onderbreken we de genoeglijke verteller om hem ons compliment te maken voor zijn fantastische geheugen. Wat denkt u, repliceert onze pientere gastheer (een beetje gepikeerd bijna om deze opmerking): je denkt toch niet dat ik een soort aderverkalking in mijn hoofd heb.

We vatten de interessante draad weer op.

Bij Mechielsen kwam een nieuwe baas (patroon zegt de heer De Jager) en zo brak de periode aan van de r.k. Eembode. De Jager, als eenvoudige werkman, ging weg bij Mechielsen, kreeg van nieuwe opdrachtgevers de taak bij Tetterode nieuwe letterkasten te kopen (voor die Eembode) en een begroting te maken. Hij zette in dat jaar de eerste, en voor later zo belangrijke stap op het moeilijke pad der politiek. In 1900 — drie en twintig jaar dus — werd hij lid van de werkliedenvereniging Sint Joseph (geïnstalleerd op 5 februari, de heer De Jager weet de datum nog goed) en iets later kwam hij in contact met de heren Grundmeyer en Brouwer, grote figuren uit de toenmalige vakbeweging. Hij werd daarenboven de mede-oprichter van de coöperatieve levensverzekerings-maatschappü Concordia. Niet zonder trots vertelt de tachtigjarige ons, dat op zijn polis nummer 1 prijkt. En zo is hij èn de bekwame vakman èn hij wordt de vakbondsbestuurder. Van de Eembode gaat hij met zijn gezin (want ondertussen is hij getrouwd met datzelfde meisje uit Amersfoort) naar Den Bosch, bij Neerlandia. Als voorman-opmaker blijft hij daar zeven jaar en hier voegen we een aardige anekdote in.

Want als de krant (een dagblad) de hele week op tijd draaide, zou De Jager een gulden extra krijgen. Dat was wat in die tijd, een gulden, per week. Alleen… het uitbetalen gebeurde niet veel. Na die 7 jaar verhuisde het gezin De Jager naar de Maasstad, naar Het Dagblad van Rotterdam. En toevallig werden het weer zeven jaar (als meesterknecht) in Neerlands grote havenstad.

Tot bij de drukkerij Teulings in Den Bosch de voor die tijd aantrekkelijke functie van sociale voorman vrij kwam. Daar werd o.m. de oude Volkskrant gedrukt en de heer De Jager bleef er tot 1939. Hij verzorgde er tal van toen bekende periodieken. Als sterk sociaal voelend bestuurder keerde hij — toen men aan zijn loon ging knabbelen — de zaak die hij zovele jaren had gediend, de rug toe en hij ging naar Utrecht.

Bij zijn zoon op het Utrechtse Domplein werd de bejaarde heer De Jager met open armen ontvangen. Welk een prachtige diensten heeft hij de drukkerij daar bewezen! Zijn vakmanschap, zijn rechtschapenheid zijn werkkracht niet te vergeten, het waren evenzovele winstpunten binnen de muren van Utrechts oudste drukkerij.

Hoe wist die schrandere De Jager in de Duitse tijd — zijn zoon was ondergedoken — de indringers te misleiden. Dat is een roman op zichzelf.

Er komt (in 1950) nog een gloriepunt in zijn arbeidzaam leven. Hij wordt door de K.A.B. (met grote luister) gedecoreerd met het gouden Kruis van Verdienste. Het insigne siert elke dag weer zijn colbertjasje.

Zoon De Jager (broer van die andere De Jager, die in België een der leidende figuren is in de drukkerijwereld) pensioneert met volle vreugde zijn unieke vader.

En — zo vragen we aan het eind van de visite — Wat nu?

De 80-jarige heer De Jager antwoordt nog altijd met besliste stem; een beetje lezen, een beetje wandelen, een heleboel plezier met mijn kippetjes en de radio, al kan ik het allemaal niet zo héél best meer volgen.

 

N.P. de Jager

De heer N.P. de Jager

… Van Concordia polisnummer 1…

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Julianapark mooier, met dank aan de werklooze jongens in Zuilen

Over de uitbreiding van het Julianapark – waarvoor op grote schaal ‘werklooze jongens’ werden ingezet, lezen we in het Utrechts Nieuwsblad 5 van februari 1935:

Werklooze jongens aan den arbeid

Uitbreiding Julianapark

Er ontstaat een prachtige tuin, tot de mooiste van het land behoorend.

ARBEID VAN MOREELE EN OPVOEDENDE WAARDE.

Er wordt een mooi werk verricht, daar ginds, onder Zuilen bij het Julianapark, dat thans een uitbreiding gaat verkrijgen met het perceel grond, dat geklemd ligt tusschen den weg naar Werkspoor, den straatweg en het reeds bestaande park.

M o o i  w e r k.  Niet alleen omdat er gearbeid wordt aan de uitbreiding dan het zoo fraaie Julianapark, dat nu nog mooier en grooter zal worden, maar ook omdat er hier belangrijk sociaal en paedagogisch werk wordt verricht. De parkaanleg geschiedt immers in werkverschaffing voor jeugdige werkloozen. Jongelui, die anders misschien in het geheel niet aan den slag zouden kunnen komen, krijgen hier de gelegenheid de handen uit de mouwen te steken en hun lichaam, dat naar daden dorst, te ontspannen in stoeren arbeid. De moreele beteekenis daarvan onderschatte men niet. Denkt men zich wel een in, wat het beteekent voor een jongen man, die tot volwassene rijpt, zijn dagen in nutteloos slenteren te verdoen? Beseft men wel voldoende, dat het juist die lediggang is, die de jongens op de verkeerde paden brengt. Wij bedoelen niet, dat ze door nietsdoen het pad opgaan, dat hen naar de gevangenispoort zal voeren, maar hun jonge lichaam gaat zich richten naar het sloome nietsdoen, went hen niet aan werken, maakt hen derhalve minder geschikte voor den strijd om het bestaan, die ook zij te strijden zullen krijgen. Daarom is de gelegenheid om althans een deel der jongeren aan het werk te wennen, niet minder als een zegen te beschouwen.

Mooie arbeid.

En juist het werk, dat hier onderhanden genomen is, is voor dit doel zoo uitmuntend geschikt. Het gaat hier niet om arbeid, die tóch verricht zou moeten worden. Het betreft hier een werk van moreele, meer dan van materieele waarde. In dezen tijd is parkaanleg iets moois en iets nuttigs, maar het is niet noodzakelijk. Utrecht zou materieel volkomen even weerbaar zijn zonder grooter Julianapark. Maar het wordt nu aangelegd ter wille van het jonge geslacht, ter wille van een economisch weerbaar houden en maken van de jongelui. Dat er daarbij een ideale winst te boeken is in den vorm van een fraai park, mag tot verheugenis stemmen. Maar wat nog verheugender is, is, dat in dat vergroote park de jongelui zich zelf een monument scheppen, dat hun nog lange jaren tot groote vreugde zal blijven.

Zeiden wij dus teveel, toen wij schreven, dat er daar aan den Amsterdamschen Straatweg mooi werk wordt verricht? Wij  w i s t e n  dat alles al, vóór wij ons vanmorgen naar het Julianapark begaven om het werk, dat hier verricht wordt, eens in oogenschouw te nemen; toen wij een uurtje op het terrein geweest waren, waren wij in die meening nog versterkt. Het is echter niet alleen een mooi werk dat hier verricht wordt, het is ook een zeer groot werk. Ofschoon het heel moeilijk is den tijdsduur met eenige nauwkeurigheid te schatten, omdat het hier gaat om werk, dat door ongeschoolden verricht wordt, kan toch wel aangenomen worden, dat het geheele werk een klein jaar zal vorderen.

Hoe het wordt.

Parkaanleg eischt heel wat meer arbeid dan zoo oppervlakkig gedacht wordt. Het is volstrekt niet alleen graven van kuilen om daarin planten te zetten. De uitbreiding van het Julianapark krijgt immers een speelweide van 11000 m2. oppervlakte. Die speelweide krijgt een waterleiding om haar te kunnen besproeien bij droog weer en een drainagestelsel om te zorgen, dat de grasmat nimmer onder water zal staan. Men zal willen begrijpen, dat dit waterleiding- en drainagestelsel heel wat arbeid en geld kost, van welken arbeid en welke kosten men eigenlijk nimmer direct iets zien zal. En tóch zal dit alles daadwerkelijk bijdragen aan de schepping van een park, dat het ideaal nadert.

Deze arbeid vergt tevens omvangrijk voorbereidend werk. De drainagebuizen moeten zeer ondiep liggen en een zeer flauwe helling hebben, opdat het water gemakkelijk afvloeie. Daarom moet het terrein geëgaliseerd worden, wat omvangrijk waterpassen eischt.

Dit waterpaswerk is nu achter den rug, evenals het leggen van de waterleiding. De drainage volgt nu. Daarna moet de grond de noodige bewerking ondergaan, opdat hij geschikt worde voor parkaanleg, want de zeer dichte en dikke kleilaag is daarvoor minder geëigend. En tenslotte moet er dan nog gemest worden. Daarna eerst kan met de beplanting begonnen worden., die zich moet aansluiten aan de bestaande, zoodat er een harmonisch geheel met het oude deel van het park kan ontstaan. Het nieuwe deel krijgt dan ook geen zware bebossching maar heesterbeplanting. De begroeiing blijft laag, zoodat de hoogere bestaande boomen den achtergrond zullen vormen. Dicht aan den Amsterdamschen Straatweg komt een rozenpark, dat harmonisch wordt opgenomen in het geheel. Aan de stadszijde van de speelweide zal een theehuis verrijzen met groot terras en verder naar de eisschen ingericht, terwijl de muziektent wordt verplaatst naar den anderen kant der speelweide.

Het hertenkamp.

Het hertenkamp ondergaat eenige uitbreiding, waardoor het een nog wat meer onregelmatigen vorm verkrijgt en daardoor een slingerende weg er omheen, terwijl er voorts een rustig vogelboschje wordt aangelegd, waarin de schuwe vogels rustig en ongestoord zullen kunnen nestelen. Door dit alles belooft het Julianapark met zijn fraaie dierenverzameling niet alleen het mooiste park van Utrecht, maar een der aantrekkelijksten van het geheele land te worden.

Dit alles zal door jongelui tot stand gebracht worden. Reeds zijn er onder leiding van en heer P.G.  v a n  N i e u w k e r k, opzichter 1e klasse van Gemeentewerken, een twintigtal jongens aan het werk. Geleidelijk zal dit aantal worden opgevoerd tot een 45-tal. Voor het grondwerk kunnen geheel ongeschoolden gebruikt worden, bij den bouw van het theehuis zullen jongens aangewezen worden, die eenige bekwaamheid bezitten, derhalve het gereedschap kunnen hanteeren. Want de tewerkstelling geschiedt steeds voor 8 weken en het is practisch niet mogelijk om jongelui binnen dien tijd eenige timmervaardigheid bij te brengen. De beplanting zal geschieden onder leiding van den plantsoendienst, terwijl bij het grondwerk bijv. nog gebruik wordt gemaakt van de assistentie van een volleerd grondwerker, die den jongens tot lichtend voorbeeld dient.

Werkloozen

 

Zo komt een straat aan zijn naam: de Prinses Beatrixlaan

Over het ‘ontstaan’ van de Prinses Beatrixlaan in Zuilen lezen we in het Utrechts Nieuwsblad 4 februari 1938. (Overigens, ‘ontstaan’ is wat zwaar aangezet: de Hovenierslaan is voortgekomen uit een ‘pad’ dat de gebruikers van het industrieterrein aan de Fortlaan min of meer zelf creëerden. Zij konden via dit pad sneller naar de Daalseweg richting Utrecht…)

‘PRINSES BEATRIXLAAN TE ZUILEN

ZUILEN, 4 Febr. – B. en W. hebben besloten den naam Hovenierslaan te veranderen in Prinses Beatrixlaan. Verder heeft men aan de laan, lopende langs het Julianapark en het voormalige Herculesveld, den naam gegeven van Julianaparklaan.

Reeds eerder is besloten den geprojecteerden weg in het verlengde van de Burgemeester van Tuyllkade te noemen: Prins Bernhardkade.’

Het voortvarende gemeentebestuur van Zuilen was er als de kippen bij om een straat in haar gemeente te noemen naar het pasgeboren prinsesje. Tegelijkertijd werd besloten het koningshuis ook op andere plekken in Zuilen te eren met een laan: langs het ‘Juliana’park en, (geef maar toe, in plaats van ‘Verlengde Burgemeester van Tuyllkade’, dat kan beter) de ‘Prins Bernhardlaan’ werd een prima oplossing.

Prinses Beatrixlaan

De Prinses Beatrixlaan werd in Zuilen geroemd om zijn prachtige bomen, die met hun rose bloesem in het voorjaar in de herinnering van menig bewoner (of bezoeker) is blijven hangen.

Het Herinneringsmonument in Zuilen

Na de annexatie schonk Utrecht de bewoners van het toen voormalige Zuilen een herinneringsmonument: de Doodskist… We lezen hierover in het Utrechts Nieuwsblad 29 van januari 1954:

Utrechts Raad bijeen tot ver na middernacht

Utrecht krijgt boilers en gasgeysers in huurkoop

Zes-urenlang debat ging hieraan vooraf

Het monument in ex-Zuilen

De afgevaardigde van de Gemeenschapsraad de heer H.C.  d e  W i t heeft gisternamiddag in de Utrechtse Raad zijn dank betuigd voor de houding van Utrecht, en met name van zijn burgemeester, om de Gemeenschapsraad alle recht te doen wedervaren. Spr. zag in de Gemeenschapsraad een goed middel om de democratie te dienen.

Betrekkelijk lange tijd heeft de raad zich hierop bezig gehouden met het door Utrecht aan het voormalige Zuilen te schenken herinneringsmonument. Met uitzondering van de heer  K a s b e r g e n  stelde een ieder dit gebaar op hoge prijs. Het lid van de Gem.R. verzocht alleen het monument te plaatsen òfwel bij het Vliegermonument òfwel bij het Verzetsmonument. In ieder geval niet in het Julianapark.

De heren  L e e u w e n b e r g  (K.V.P.) en  S t e k e l e n b u r g  (Arb.) verzochten B. en W. de plaats van het nieuwe monument nog eens nader te bezien, in overleg met de G.M.R.

Alleen de heer  K a s b e r g e n  (C.P.N.) meende, dat “in Zuilen niemand prijs stelde op zo’n bank”.

Spr. vond het maar een onpiëteitsvol gebaar. Geef voor dat geld liever een woning, zo riep hij uit.

De  V o o r z i t t e r  betreurde de houding van de communist. Utrecht heeft Zuilen niet “weggewerkt”, dat deed het Parlement. En in dat Parlement hebben juist van het begin af aan de communisten vóór annexatie bij Utrecht gestemd. Daarom is de stem van de heer Kasbergen nu op z’n minst wel merkwaardig.

Weth.  D e r k s  (K.V.P.) zegde toe, uit te zien naar een andere plaats voor het monument…

De doodskist

Uiteindelijk komt het monument tegenover het Verzetsmonument en krijgt ter verfraaiing ook een fontijn (al snel te vervuild en verwerkt tot plantenbak) en bankjes, waarop de inwoners nog eens kunnen mijmeren over hoe het vroeger in Zuilen was. De zwarte tegels en de vorm dragen ertoe bij dat het monument al snel ‘De Doodskist’ heet. 

De tekst op het monument werd:

ALS GEMEENTE OPGEHEVEN, ALS GEMEENSCHAP GEBLEVEN.

Dat week ‘iets’ af van de tekst op het herinneringstgeltje:

ALS GEMEENTE OPGEHEVEN, ALS GEMEENSCHAP TOCH GEBLEVEN.

Tegeltje Zuilen

Het woordje ‘toch’ ging de gemeente Utrecht te ver. Bij de reconstructie van het Prins Bernhardplein, in 2011 werd met medewerking van de gemeente Utrecht de ‘fout’ hersteld.

Over de opening van de St.-Jacobusschool in Zuilen.

Een gevolg van de naoorlogse babyboom is dat veel schoolruimte bijgebouwd wordt. Zo ook de St.-Jacobusschool. Hierover lezen we in het Utrechts Nieuwsblad van 28 januari 1955:

EEN GLAZEN PALEIS…

“De toekomst straalt voor ons”

St.-Jacobusschool officieel overgedragen en plechtig ingewijd

(van een onzer verslaggevers)

Als een pronkstuk van moderne architectuur en als een paleis van glas en licht staat de thans nagenoeg geheel afgewerkte Katholieke Lagere School “St.-Jacobus” aan de C. van Maasdijkstraat in de voormalige gemeente Zuilen naast haar tweelingzuster, de Gemeentelijke Christelijke Lagere School. In het hoger opgetrokken gebouw zullen Maandag a.s. zes klassen kinderen onder leiding van jonge onderwijzers en onderwijzeressen binnenkomen en zo de nieuwe mijlpaal bezetten van de toekomstige St.-Jacobusparochie, die haar kerkgebouw reeds langzaam achter het schoolgebouw ziet verrijzen. Dit gebouw bevat zes moderne lokalen. Ieder lokaal is ingericht volgens de nieuwste eisen van de tijd en de kleurencombinaties van gordijnen en wanden zijn, artistiek en psychologisch, volkomen verantwoord gekozen.

Vanmorgen is deze school door de heer A. v. Dam, de chef van de afdeling Onderwijs ten stadhuize, namens de gemeente Utrecht officieel aan de voorzitter van het schoolbestuur, bouwpastoor A. van Beckum, overgedragen. Wethouder H. v.d. Vlist was door een collegevergadering verhinderd. Namens het gemeentebestuur prees de heer van Dam het doeltreffend en kunstzinnig werk van de architect van Hoorn; het voormalig gemeentebestuur van Zuilen, dat het initiatief om tot de bouw te komen indertijd genomen heeft en de bouwpastoor en alle andere medewerkers. Hij sprak het vertrouwen uit, dat wanneer de kinderen van deze school zullen komen, zij opgevoed zullen zijn tot sociaal voelende, kleine mensen en tot toekomstige trouwe burgers.

Nadat de heer van Dam de officiële overdracht beëindigd had, wijdde de deken van Utrecht, Mgr. A. Wiegerink de school plechtig in. “In deze parochie is een school gekomen, voordat de kerk er was”, zei mgr. A Wiegerink in zijn toespraak na de inwijding. “Hierdoor mogen blijken, van welke importantie het Katholiek onderwijs is”.

Tevoren had pastoor A. v. Beckum reeds de talrijke genodigden welkom geheten. In het bijzonder richtte hij zich tot mgr. Wiegerink; pastoor W. van Albach, de inspecteur van het L.O., de heer A. Lens; de oud-burgemeester van het voormalige Zuilen, de heer O. Norbruis; besturen van verschillende Utrechtse scholen etc. etc.

Velen van hen namen de gelegenheid te baat, een felicitatie aan het adres van het St.-Jacobus-schoolbestuur te richten. Pastoor W. van Albach sprak namens zijn Kerk- en Schoolbestuur; de inspecteur bij het L. O. sprak de hoop uit, dat de scholieren die dit schoolgebouw zullen bevolken, de gelegenheid zullen krijgen hun creatieve inspiraties naar hartenlust en onder goede leiding te kunnen volgen.

Ds. J. Voorsteegh sprak namens het Christelijk Nationaal Onderwijs, de heer Hoeflaken voor de Ned, Herv. Scholen en tenslotte betuigde het hoofd van de school, de heer J. Dekker, zijn dank voor alle blijken van belangstelling. “Het verleden leeft in ons,” aldus deze laatste spreker, “omdat wij het goede van dat verleden willen bewaren. Het heden hoopt op ons, omdat de jeugd op ons moet kunnen rekenen, en de toekomst straalt voor ons omdat de zes leerkrachten van deze nieuwe school allen met hetzelfde idealisme bezield zijn”. Spr. richtte een bijzonder waarderend woord tot de Zuilense Aquariumvereniging, die gratis twee prachtige aquaria zullen inrichten en in de toekomst belangeloos zullen verzorgen.

Inwijding St.-Jacobusschool

Fotobijschrift: Deken Wiegerink zegent de lokalen van de nieuwe St.-Jacobusschool in

Over ellende in het Schaakwijk…

Ingezonden mededeling uit het Utrechts Nieuwsblad 27 van januari 1960. Een bewoner van Het Schaakwijk ergert zich…

Brood bij schillen

Mijnheer de Redacteur,

Het is bewoners van de Koningstraat te Utrecht een ergernis dat er de laatste weken een grote hoeveelheid brood op het achter onze huizen gelegen terrein wordt geworpen voor de vogels.

Is het nodig dat er met handen vol zoveel wordt weggegooid dat de vogels het nooit allemaal oppikken? Als er maar een restje eten op de vuilnisbak wordt opgemerkt, wordt deze asbak niet geleegd onder opmerking dat het eten bij de schillen moet liggen. Zeer terecht. Maar laten we dan ook het overtollige brood niet naar buiten gooien in de modder, maar bij de schillen.

Koningstraat

 

 

Uit de ‘Agenda Pastoor Schiltehuis’:

Onder het kopje ‘Agenda’ lezen we in het Utrechts Nieuwsblad van 26 januari 1967: 

‘PASTOOR SCHILTEHUIS, 20 uur: Gemeenschap Zuilen, Sport Vereent, Het Zuilens Fanfarekorps, Harmonie-orkest Utrecht-Noord, Huisvrouwenshow-orkest, Verkennersgroep St. Ludger en de Rollende Rijders, feestavond.’

Daar hebben we wel wat plaatjes bij. Maar… ziet u het ook voor u? De hele zaal lijkt gevuld met alleen maar de medewerkers aan deze feestavond.

Sport Vereent

Sport Vereent (maar niet in het Pastoor Schiltehuis!)

Zuilens Fanfare Corps

Het Zuilens Fanfare Corps (wél in het Pastoor Schiltehuis)

 

Huisvrouwen Showorkest

Het Huisvrouwen Show Orkest (niet in het Pastoor Schiltehuis)

De Rollende Rijders

De Rollende Rijders (niet in het Pastoor Schiltehuis)

Zo heeft u een beetje beeld van de verschillende optredens tijdens deze feestavond. Heel Zuilen lijkt aanwezig.

 

 

Brand bij de familie Boonzaaijer in Zuilen

Brand bij de familie Boonzaaijer veroorzaakt schade van f300,-

Knipsel uit het Utrechts Nieuwsblad van 19 januari 1962

Brand veroorzaakt schade van f300,-

De familie Boonzaaijer, Werner Helmichstraat 79 in Utrecht, heeft vannacht omstreeks 4 uur brand gehad, waarbij voor ongeveer ƒ 300 schade is aangericht.

Het vuur ontstond in de buurt van de oven. Om een waterketel van de oven te vernieuwen, had men in het plafond een gat van 2 bij 3 meter gehakt.

Omdat men geen zin had veertien dagen tegen dat gat aan te kijken — zo lang zou het duren dat de ketel was aangebracht — had men een afdekking gemaakt van planken en meelzakken.

Nu was een personeelslid door die afdekking gevallen. Een meelzak is daarbij op de afvoerpijp van de oven terechtgekomen. De hitte heeft de zak tot smeulen gebracht en later ook de andere zakken en de planken.

Omstreeks vier uur werd de brand ontdekt door een dochter van de heer Boonzaaijer. In afwachting van de vrijwillige brandweer van Zuilen zijn de familieleden zelf aan het blussen gegaan. Mede daardoor werd de schade beperkt tot ƒ 300.

Boonzaaijer aan de Sweder van Zuylenweg

Fotobijschrift: Zo rond de jaren vijftig is al duidelijk dat het heel goed gaat met de Bakkerij van K. H. Boonzaaijer. De winkel is rigoureus verbouwd en om aan de toenemende vraag te kunnen voldoen heeft men inmiddels de beschikking over maar liefst acht (8!) bakfietsen. De stevig gezette wortels zijn herkenbaar hun vruchten aan het afwerpen. De firmanaam ‘Brood- en Banketbakkerij K H Boonzaaijer’ bestaat nog steeds.

 

 

Diamanten feest in Zuilen

Een diamanten bruidspaar in Zuilen.

Knipsel uit het Utrechts Nieuwsblad van 18 januari 1958

Zestig jaar getrouwd in Zuilen

Maandag wordt het diamanten feest gevierd van het bruidspaar Henk W. Gomersbach en Johanna Ligteringe. Zestig jaar getrouwd. Zij wonen aan de v. Egmontkade 11 bis A. De bruid is 79 jaar en de bruidegom 80 jaar. Het echtpaar kreeg vijf zonen, waarvan er vier nog in leven zijn. De jongens waren actieve D.O.S.-mensen. Driekus Gomersbach is nu secretaris van de eredivisieclub en een kleindochter van het bruidspaar is getrouwd met de voetbalcrack Tony van der Linden. Het is dus niet verwonderlijk, dat het diamanten echtpaar nog wel eens naar het tweede elftal gaat kijken. De heer Gomersbach werkte in gemeentedienst sedert 1897 aan de gasfabriek en bracht het daar tot voorman gasfitter, in 1935 ging de heer Gomersbach met pensioen. Sedertdien doen de echtelieden samen het huishouden. De vier kinderen, vijf kleinkinderen en vier achterkleinkinderen komen er graag op bezoek. U ziet het zeer montere bruidspaar tussen de bloemen.

Bruidspaar

 

De heer J. de Bruyne 50 jaar bij Werkspoor

De heer De Bruyne werkte ook 50 jaar bij Werkspoor

Knipsel uit het Utrechts Nieuwsblad  van 17 januari 1958

Werkspoor

De heer J. de Bruyne van de Muyskenweg 9 te Utrecht en als zandvormer en eerste man van de gieterij in dienst bij Werkspoor te Utrecht, werd maandag gehuldigd wegens vijftig jaar trouwe dienst. Ir. G. Klomp, hoofdingenieur, sprak namens de directie. Hij haalde aan hoe de jubilaris vijftig jaar geleden voor 3 cent per uur begon te werken in Amsterdam. In mei 1924 kwam hij met vele collega’s naar Utrecht. In augustus werd hij zandvormer in de gieterij, waar nu zijn jubileum werd gevierd. Na zijn waardering voor het goede werk van de jubilaris te hebben uitgesproken, overhandigde ir. Klomp een geschenk onder couvert.

Vervolgens legde de heer M. Pabon, chef van de gieterij, de nadruk op het uitmuntende vakmanschap van de heer De Bruyne. De heer Van Rijn sprak namens de ondernemingsraad en roemde de werkkracht van de jubilaris, die men zeker zal missen, als hij met pensioen gaat. De heer De Bruyne dankte voor alle goede wensen en de vele cadeaus. Later op de ochtend arriveerde baron van Heemstra, chef van het kabinet van Utrechts burgemeester, die jubilaris en zijn familieleden de gelukwensen van het gemeentebestuur van de Domstad overbracht. „Gelukkig hij, die zoveel innerlijk rust heeft, dat hij zijn eenmaal gekozen pad weet aan te houden”, zei de heer Van Heemstra. Vervolgens speldde hij de heer De Bruyne de eremedaille, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, in brons, op de borst.

Werkspoor overzicht

Fotobijschrift: Oude luchtopname van de fabrieken van Werkspoor te Utrecht-Zuilen. De hallen ‘Kidzity’ (Opbouwhallen), ‘Central Studio’s’ (De Machinale) en de ‘Werkspoorkathedraal’ (Apparatenhal) moeten allemaal nog gebouwd worden.