De gemeente Utrecht concentreerde de verzorging van de dieren in de verschillende parken in het Julianapark. Het Utrechts Nieuwsblad schreef hierover op 11 februari 1967:
Dieren overwinteren in Zuilens Julianapark
Goede verzorging en eten gewaarborgd
(Van een onzer verslaggevers)
UTRECHT — Het Julianapark in Zuilen lijkt in de wintermaanden veel op een kleine dierentuin. Naast de aanwezige fauna zijn in deze periode veel zwanen uit de singels gehaald om hier regelmatig gevoederd te kunnen worden. Ook zijn er enkele kraanvogels tijdelijk ondergebracht. De meeste dieren kunnen gewoon buiten in het park blijven, ze worden goed verzorgd. Het overwinteren geschiedt in de hokken.
In een van de hokken staat een saras kraanvogel. Het is ’n logé, die hier herstelt van een ingrijpende operatie: zijn ene poot is afgezet. In het volgende hok verblijven drie kroonkraanvogels met een grappige krans van dunne veertjes „Het paartje hoort hier”, vertelt de opzichter van openbare werken „de andere gaat straks weer naar het hertenkamp in Oog in Al. Buiten komt het dier ook beter uit dan in zo’n hok, het blijft er ook schoner.” Tenslotte verblijven er in de hokken nog twee grote saras kraanvogels en twee flamingo’s, een Chileense en een egyptische, prachtig rose van kleur. De kraanvogels horen ook in Oog in Al thuis, de flamingo’s gaan in mei weer rondlopen in het Julianapark.
Kleine vogels
In een ander stel hokken huizen de kleine vogels: tropische vogels, papegaaien, beo’s en twee toeccaco’s, alleen vruchten etende dieren uit Afghanistan. „Die witte papegaai heb ik gekregen van iemand die dacht dat het dier spreken kon worden geleerd. Maar daar is het geen soort voor,” aldus de opzichter. De felgekleurde dieren zitten naast elkaar op beugels. „Zij hangen niet zomaar naast elkaar, maar wij moeten echt rekening houden met de sympathieën van de dieren. Degenen die nu naast elkaar hangen zijn echt vriendje en vriendinnetje van elkaar. Het is jammer dat sommige jongens de dieren gemeen plagen in het park, daardoor worden ze soms vals.”
Wanneer we door het park lopen is het opvallend hoeveel groen er al te zien is. Op vele plaatsen steken de groene punten van de narcissen vele centimeters boven de grond en ook aan de struiken zijn al vele groene puntjes te ontdekken.
DEZE TWEE papegaaien kunnen het best met elkaar vinden. De rechter is zelfs naast zijn kameraadje op de beugel gaan zitten.
De opzichter voor de beplanting in Utrecht-noord vindt het fijn met dieren te werken. In Emmeloord, waar hij voorheen woonde, hield hij zich voornamelijk bezig met herten. „Dieren zijn altijd mijn hobby geweest”, vertelt hij. Hier in het rayon heeft hij driekwart van de dag nodig om alles te conrtoleren. De resterende tijd brengt hij door met het bijhouden van de administratie in zijn kantoortje in het voormalige gemeentehuis te Zuilen.
Wanneer we bij de zwanen staan te kijken legt hij uit dat de zwarte zwanen (Utrecht is een van de weinige plaatsen in het land waar de zwarte zwanen broeden) agressiever zijn dan hun witte soortgenoten. In een uur tijd zorgt een zwarte er soms voor dat hij alléén nog in de vijver zwemt, terwijl de witte zwanen op de kant zijn gevlucht.
Op het gras, een eindje verder, lopen brandganzen. Zij komen oorspronkelijk uit West-Rusland, maar dit is een kweekprodukt. „Vorig jaar hebben wij pech gehad”, zegt de opzichter, „er was toen maar één ei bevrucht. Dat kwam door het koude voorjaar. De woerden worden niet speels in de kou”.
DE WITTE ZWANEN zwemmen onverstoorbaar rondjes in de vijver van het park. Hier zijn zij verzekerd van voedsel. Maar over een paar maanden kunnen zij in de singels zelf weer voldoende aas vinden.
Er lopen ook Syberische roodhals-ganzen, prachtig diep van kleur. Achter een hek een groep van veertien volwassen hindes, een bok en tien jonge diertjes. Het zijn zogenaamde damherten. Voor de kinderen, die met hun vader of moeder door het park wandelen, zijn de herten trekpleisters. De herten snuffelen wat aan het hek en lopen dan statig weer een eindje verderop. Verborgen tussen een „rots” zitten vijf Zwitserse berggeitjes. Alleen een bokje laat zich zien, hij is voor een tijdje geleend van de gemeente De Bilt om hier zijn werk te doen. In de wei lopen ook nog een paar Drentse heideschapen en er huppelt zelfs een konijntje rond.
Partner gezocht
Bij een vijvertje zitten vier jonge zwarte zwanen, ’s Zomers komen daar ook de flamingo’s. Nu ligt er rustig een crysopgans, een weduwe, waarvoor de opzichter graag een partner zou hebben. Hij weet wel iemand met een mannetje, maar die wil hem niet afstaan. Bij de vijver scharrelen vier keizerganzen („die zijn zeldzaam, wij zijn er erg blij mee”), het zijn twee paartjes. In de schuur verblijven twee berggeitjes, elk met twee jongen. De geitjes zijn te vroeg geboren, daarom worden ze nog een tijdje binnen gehouden.
In het park, waar het in deze koude dagen niet erg druk is — alleen de bruidsparen die hier komen om gefotografeerd te worden laten geen verstek gaan — staan ook volières met de meest uiteenlopende soorten vogels. Behalve gewone parkieten, die zomer en winter buiten blijven, zijn er twee satir tragopans fazanten, prachtig rood en zwart van kleur en bedekt met zwarte stippen die op waterdruppels lijken. De opzichter weet van alle dieren iets te vertellen en de problemen die er opdoemen hebben meestal te maken met het gebrek aan of het te kleine aantal jongen. Want ook in het park is het leuk als van de zomer weer vele dieren van de meest uiteenlopende soorten over het gras lopen, al is het dan officieel geen dierentuin.