Elck wat Wils
ONZE STRAATNAMEN.
XXIII.
George S t e p h e n s o n werd 9 Juni 1781 in New-Castle geboren uit zeer arme ouders, mijnwerkers. Al vroeg werd George ingedeeld bij den mijnarbeid en had het geluk geplaatst te worden bij de machineriën aan den ingang van den schacht. Dat was waarlijk een groot geluk, want zijn groote gaven, die zijn geest verborg, konden daardoor in het licht gesteld worden. Hij werd door deze plaatsing in de gelegenheid gesteld zich voor zijn volgende loopbaan voor te bereiden. Er deed zich weldra een gelegenheid voor om zijn helder inzicht te toonen. De pompen voor den afvoer van water uit de mijnput bleken een onvoldoende vermogen te hebben. Ingenieurs van naam zochten verbetering, doch vonden niets. Het gebrek werd echter gevonden door Stephenson en deze schitterende zegepraal was beslissend voor geheel zijn verdere leven. Alle details van den grooten man te behandelen, zou leiden tot een te breedvoerige biographie. Het zij daarom voldoende te melden, dat Stephenson de uitvinder is van de locomotief. In 1812 kwam hij met zijn eerste locomotief, die op een aangelegden spoorweg de verwachtingen verre overtrof. Onder zijn leiding werd in 1825 de eerste spoorweg aangelegd tusschen Stocklon en Darlington. Toen de spoorweg tusschen Manchester en Liverpool aangelegd was, bood Stephenson aan een locomotief te vervaardigen die 10 Engelschen mijlen in het uur zou kunnen afleggen. In het Parlement werd dit voorstel met ongeloof bejegend, doch de uitvinder liet zich niet van zijn stuk brengen en vervaardigde een locomotief die bij de proeftocht die snelheid nog met 5 mijlen overschreed. De man ging steeds voort met zijn vindingen te verbeteren. Engeland waardeerde dit alles ten zeerste. De spoorwegbrug over de Tyne is versierd met zijn beeld en wordt daar Stephensonbrug genaamd.
Ook was Stephenson met Davy de uitvinder van de veiligheidslamp voor mijnwerkers, waardoor het gevaar voor gasontploffingen in de mijnen aanmerkelijk verminderd werd. Hij verwierf zich een groot vermogen en werd zelfs eigenaar van eenige kolenmijnen en van uitgebreide ijzerfabrieken. Hij overleed 12 Augustus 1848.