Zijn dit grote woorden of is het een waarheid als een koe? Feit is dat bij de ontwikkeling van Zuilen van dorpje tot grote stadswijk de keuzes die gemaakt zijn op het gebied van groen een grote bijdrage leveren aan de leefbaarheid anno 2024.
Het begon al vroeg. Een rijke bankeigenaar, Jan Kol III, had eind 19e eeuw een privépark, de ‘Tuin van Kol’ laten aanleggen door tuinarchitect Louis Copijn. Toen Werkspoor zich aan de andere kant van het spoor vestigde bood hij het park om niet aan de gemeenten Zuilen en Utrecht aan, mits deze de onderhoudskosten zouden overnemen. Dat vonden beiden te duur, dus ging de deal niet door. Berlage en Holsboer namen de tuin van Kol en een beoogde uitbreiding wél op in hun uitbreidingsplan (1924). Waarschijnlijk liepen toen al gesprekken met de erfgenamen van Kol, die in 1919 overleden was. Ze boden de gemeente Utrecht het park opnieuw aan. Niet meer gratis, maar wel voor een redelijke prijs, op voorwaarde dat het park minstens 100 jaar die functie zou behouden. Die afspraak werd in 1928 beklonken, waarmee de grondslag werd gelegd voor een van de mooiste stadsparken van Nederland: het Julianapark. De Tuin van Kol werd tijdens de crisisjaren in het kader van de werkverschaffing aan de noordzijde uitgebreid tot de huidige grens: de Julianaparklaan.
Met de Vechtoevers is het Julianapark de belangrijkste groene long van Zuilen. Het park is in het kader van het Wijkontwikkelingsplan Zuilen aan de Vecht in 2003 opgeknapt, waarbij de speeltuin, het Antje Drijverpaviljoen en de nieuwe afrastering zijn toegevoegd.
In de beginperiode waren de tuindorpen Elinkwijk en Oude Bouw/De Lessepsstraat ook belangrijke bijdragen aan een groene woonomgeving. De boombeplanting, voor- en achtertuintjes maakten deze buurten ook tot groene longen voor de bewoners. In de loop van de jaren is die bijdrage wel onder druk komen staan door het rooien van heggen, en het toevoegen van aanbouwen, schuren en bestrating.
Een volgende toevoeging aan de groenstructuur van Zuilen was de As van Berlage, onderdeel van het Uitbreidingsplan Utrecht (1924) van H.P. Berlage en L.P. Holsboer. Dat plan strekte zich uit tot ver buiten de Utrechtse gemeentegrenzen. De Van Egmond- en Van Hoornekade (de stemvork), Burgemeester van Tuyllkade, Prins Bernhardlaan en Burgemeester Norbruislaan vormen onderdelen van de As op voormalig Zuilens grondgebied. De lanen die onderdeel waren van de As zijn voorzien van indrukwekkende dubbele bomenrijen. De Van Hoornekade, Van Egmondkade en Burgemeester van Tuyllkade werden aanvankelijk ook voorzien van singels, die helaas in de jaren 50 gedempt zijn. Berlage en Holsboer hadden in hun plan ook aangegeven welke andere verbindingswegen in Zuilen voorzien moesten worden van laanbeplanting. Dat advies is in de praktijk wat zuiniger uitgevoerd door de opkomst van de auto, die ruimte in beslag nam die oorspronkelijk voor de laanbeplanting bedacht was.
In de loop van de jaren dreigde de As te verworden tot een verkeersriool. Met de renovatie van 2003 is die dreiging afgewend. De delen die in de loop van de jaren een breed asfaltprofiel gekregen hadden werden teruggebracht tot 2×1 strook en de laanbeplanting werd aan de noordzijde van de wijk voltooid. Daarmee gaat de As een mooie toekomst tegemoet als groene ruggengraat van Zuilen.
Indrukwekkende boombeplanting op de As van Berlage, ter hoogte van de Prins Bernhardlaan.
Zuilen heeft niet alleen groene longen, maar ook groene vingers. Die zijn aangelegd in de wederopbouwperiode, als uitlopers van de groene Vechtoevers. Direct na de oorlog vormde de bebouwing van Zuilen een rode lappendelen, gescheiden door vele groene zone’s die nog niet bebouwd waren. Omdat de grond eerder nog niet tegen een redelijke prijs te koop was, maar ook vanwege de schootscircel van Fort aan de Klop. Daar mocht niet gebouwd worden. Toen dat na de oorlog wél mocht was het risico levensgroot dat het hele gebied in no-time volgebouwd zou worden. Dat is in de wederopbouwperiode gelukkig voorkomen door een goed ruimtelijk beleid dat drie groene vingers vrij liet van bebouwing: bij de Adriaan van Bergenstraat, het Niftarlakeplantsoen en de Springertuin/Van Heukelompark. De Springertuin is in 1911 ontworpen door de landschapsarchitect Leonard Springer op het oude landgoed Daelwijck (tegenwoordig: de Parel van Zuilen). De tuin wordt sinds 2003 beheerd door vrijwilligers uit de wijk.
In het kader van het Wijkontwikkelingsplan zijn de groene vingers tussen 2000-2010 nog verder verbeterd, onder meer door de verplaatsing van de sporthal naar het sportpark in Zuilen-Noord en de sloop van een aantal scholen, die vervangen werden door woningbouw die beter aansluit op de parkstroken.
Niftarlakeplantsoen met rechts de nieuwbouw van het Prinses Ireneplateau.
Een lastig gebied uit het oogpunt van groenvoorziening wordt begrensd door de Marnixlaan-van Egmondkade-Van Tuyllkade-Sint Ludgerusstraat-Amsterdamsestraatweg. Een heel stenig gebied met vrijwel 100% koop en particuliere bouw, ontwikkeld tussen 1920-1940. In het wijkontwikkelingsplan was de ambitie om daar twee hectare openbaar groen toe te voegen. Dat is niet gelukt, omdat het onbetaalbaar was. De enige groene postzegel is een pocketparkje met speeltuin op de hoek van de Johannes Uitenbogaertstraat en Hubert Duyfhuysstraat, gerealiseerd door de sloop van Openbare School 3 (later: Prinses Ireneschool). Spijtig dat daarvoor het meest monumentale gebouw in het gebied gesneuveld is!
Een laatste groendrager in de wijk zijn de groene snippers. Die zijn onderdeel van de uitgegeven grond, maar wel zo ingericht dat ze in de loop van de jaren niet dichtslibben met uitbouwen, tegels en parkeerplaatsen. In Zuilen is al in de wederopbouwperiode ervoor gekozen om bij flatcomplexen geen (of heel weinig) tuintjes uit te geven voor benedenwoningen, maar deze grond als semi-openbaar groen in te richten. Voorbeelden daarvan waren de Pedagogenbuurt en het oude Schaakwijk (beiden inmiddels gesloopt) en de woningen van Woonin en het voormalige Werkspoor pensioenfonds aan het Vechtplantsoen. Ook in de periode van het Wijkontwikkelingsplan is de grond op basis van dit principe uitgegeven: Groen Zuilen, De Bouwmeester/Lieven de Leypad, Ten Nije Lichte/Zeldzaam en de Urban Villa’s aan de Vechtoever (net aangewezen als beschermd stadsgezicht) zijn daar mooie voorbeelden van. Het effect van dit semi-openbare groen wordt versterkt doordat bij de WOP-projecten het parkeren vaak onder de grond verdwenen is.
In de stadsvernieuwingsperiode was er nauwelijks aandacht voor versterking van de groenstructuur. Een uitzondering was de sloop/nieuwbouw J.S. de Rijkstraat e/o, op de plek waar vroeger de Betonbuurt lag. De gemeentearchitecten ontwierpen hier groene binnenterreintjes aan weerszijden van de Van der Marckstraat, verscholen achter een poort onder de woningen door.