10 Mei 1950
Vanmorgen tien jaar geleden vielen de Duitsers Nederland binnen. Het was Vrijdag, ongeveer hetzelfde weer als vandaag. ’s Morgens vroeg werden we gewekt door vliegtuiggeronk en afweergeschut. We wisten niet wat er aan de hand was. Wel waren de militaire verloven ingetrokken, maar dat was wel meer gebeurd. Ik holde de trap af naar de radio. We hoorden de omroeper waarschuwen tegen parachutistengevaar en even later vernamen we het ontstellende bericht dat de Duitsers ons land waren binnengevallen.
Wat waren we bang, wat zou er boven ons hoofd hangen? Alle werkzaamheden lagen meteen plat. Ieder groepte samen. Van Hoorn werd direct aan het werk gezet om achter het badhuis een gaslokaal te bouwen. De moderne oorlog zou zich toch van gas bedienen! Gelukkig is het nooit nodig geweest.
Moeder sliep ’s nachts bij ons. Een klein olielampje brandde op de overloop. Bij de fabriek vonden we het te gevaarlijk voor haar. Die dag gebeurde er verder niet veel bijzonders. Wel kwamen tientallen vliegtuigen over. De nachten waren het angstigst. Dan hoorden we in de verte het kanonnengebulder, dat elke nacht dichterbij gehoord werd.
De volgende dag zagen we de eerste militaire vluchtelingen uit de Peel. Ze stonden in de De Lessepsstraat. We trachten van hen iets naders te vernemen. De Duitsers waren in de Peel doorgebroken, dat alleen begrepen we.
De zondag die erop volgde was het Pinksteren. Voor ons een gewone werkdag. Ons gaslokaal moest toch klaar. De luchtbescherming werd inmiddels uitgebreid en groeide uit tot een vast piket van 100 man. De Burgerwacht kwam in actieve dienst en er werd een avondklok afgekondigd tussen ’s nachts twaalf tot ’s morgens zes uur.
De NSB’ers werden opgehaald en in het politiebureau opgeborgen. Ook tante Rita, die volgens haar zeggen allang bedankt had, liet men niet met rust. De leider Mussert was gevlucht. Waarheen? Later vernamen we dat hij die dagen in een hooiberg had doorgebracht. Ieder was in die dagen angstig en zoals het dan gaat, hecht men geloof aan alle geruchten.
Zaterdagmiddag was de politie aan het zoeken naar vermeende parachutisten in het Julianapark. Men zou ze in de bomen gezien hebben. Alles werd in de omgeving van het park afgezet en de politie en de Burgerwacht stelden een onderzoek in. Het was gelukkig een gerucht en we waren weer even gerustgesteld. Ook kwam het veelvuldig voor, dat uit de ramen op burgers en politie werd geschoten. Door wie? Men zei door NSB’ers.
Dinsdagsmiddags volgde het verschrikkelijke bombardement op Rotterdam. De wind, die juist naar ons toe was, voerde papiersnippers en as mee. Utrecht zou gevolgd hebben, indien niet gecapituleerd was. Pamfletten kondigden dit bombardement aan.
Woensdagmorgen begon de intocht over de straatweg. Omstreeks tien uur kwamen de eerste troepen voorbij en ’s avonds om tien uur passeerden de laatste tanks. Een deel van hen werd in school vier ingekwartierd. Ik wil best bekennen die nacht niet rustig te hebben geslapen. Gelukkig was het maar voor een nacht.
In het begin waren de moffen erg soepel. Men trachtte hiermee de sympathie van het Nederlandse volk te winnen. Later kwamen ze anders voor de dag…
Fotobijschrift: In de gevechten in de Peel-Raamstelling kwam de heer Swart uit Zuilen om het leven. Hij staat op deze foto tweede van links.