Geopend woe. t/m zat. van 10:00 tot 17:00 uur

De Betonbuurt

Aan het eind van de 19e eeuw werd beton steeds vaker toegepast bij de bouw van bruggen en grote gebouwen. En rond 1920 begonnen een aantal bouwbedrijven de toepassing voor woningen te promoten. In 1922 stelde het Amsterdamse gemeentebestuur de raad voor om 600 betonwoningen te bouwen in de Watergraafsmeer (Betondorp, de wijk waar later Johan Cruyff zou opgroeien), met een gemeentelijke bijdrage van f500 per woning. [bron: UN 9mrt1922] De bouwkosten van een betonwoning werden op dat moment geschat op minder dan f3400, een stuk goedkoper dan een traditioneel gebouwde woning.

Op deze foto, kort na de oplevering, zijn de bouwelementen van korrelbeton goed te herkennen. [foto: HUA]

Het Utrechtse College zat iets later dat jaar met een probleem. Een plan voor de bouw van 1300 sociale huurwoningen door de gemeente en een groot aantal woningcorporaties moest wegens het schrappen van een rijksbijdrage sterk afgeslankt worden. Daarop werd in september 1922 aan de raad voorgesteld om o/m 242 betonwoningen ‘spoedshalve in eigen beheer’ uit te voeren. [bron: UN 23sep1922]. Eerder was geprobeerd om de Algemene Utrechtse Woningbouwvereniging (later: Arbeiderswoningbouwvereniging) een plan in de Rode Driehoek in deze bouwwijze te laten uitvoeren, maar die had daarvoor gepast.

De JS de Rijkstraat in 1980, kort voor de sloop. [foto:HUA]

In [UN 7okt1922] heeft J.Zantvoort in een ingezonden brief weinig fiducie in de meerwaarde van deze bouwvorm: ze zijn niet goedkoper, ze zijn slechter voor je gezondheid dan bakstenen huizen, ze zijn niet solide en blijven architectonisch ver achter bij de baksteenbouw. En tenslotte zijn ze slecht te veranderen na de bouw. Klaarblijkelijk heeft de schrijver belangen bij de baksteenindustrie, want hij eindigt zijn gezonden brief met een uitgebreide verhandeling over het verlies aan arbeidsplaatsen als de betonsteen de concurrentieslag zou winnen. De betonindustrie ruikt daarentegen kansen want [UN 8nov1922] in november ontvangt de gemeenteraad een brief met een aanbod van de NV Gewapend Betonbouw “Zeeland” om  betonwoningen, voorzien van spouwmuren, te bouwen voor f 3100 per stuk. Uiteindelijk start in 1923 de bouw van het eerste complex betonwoningen “ten Noorden van het Ondiep”.

[UN 21feb1923] De bouw van de 120 betonwoningen is onderhands gegund aan de NV Bredero’s Bouwbedrijf voor f365.757. Inclusief de bijkomende kosten nog lager dan het beschikbare krediet. Bredero bleef zijn hele bestaan een betonbouwer, inclusief eigen fabrieken voor betonstenen, zoals de MBI-steen en de Moduna-steen.

De woningen worden eind 1923 opgeleverd. Zoals wel vaker bij complexen uit die tijd was de bestrating en straatverlichting op het moment van oplevering nog niet gereed, wat tot de nodige klachten bij de gemeente leidde. Maar er waren ook klachten over de woningen zelf.  De bewoners van de betonwoningen hadden het niet breed, in het UN van 1924/25 worden de nodige advertenties geplaatst voor de verkoop van tweedehands fietsen, fornuizen, platenspelers. Soms met het expliciete argument “wegens werkloosheid”.

Bredero zou daarna nog meer woningen in Geuzenwijk bouwen, o/m aan de Koppestokstraat en de Van Hoornekade. [UN 1sep1926] bericht over een werkbezoek van de gemeenteraad aan een aantal betonwoning complexen, waarbij volgens  Bredero blijkt dat het complex dat in opdracht van de gemeente is gebouwd duurder en slechter is dan de Bredero complexen voor particuliere verhuur.

In de raadsvergadering van 2 juni 1927 wordt een krediet goedgekeurd voor de verbetering van de pas recent opgeleverde betonwoningen aan de Boisotstraat, JS de Rijkstraat, Sonoystraat en Corn.Roobolstraat.

Het bouwsysteem van de betonwoningen was wel goedkoop, maar niet populair.

R.Sickes schrijft in een hoofdredactioneel commentaar [UN 20 juni 1933]: ‘De betonwoningen zijn namelijk niet erg in trek. En dat kan ik me wel voorstellen. Al dan niet terecht is er immers op deze woningen indertijd een odium van minderwaardigheid gevestigd. Niet alleen van minderwaardigheid te aanzien van de woningen zelf, maar ook ten aanzien van wat ik zou willen noemen de standing van de woningen.’

Op dat moment staat een deel van de woningen leeg, ruiten zijn ingegooid en dichtgeplankt, wat de gemeente als eigenaar veel gederfde huur kost. Die leegstand was op dat moment overigens in een groot deel van de huursector een probleem: in de crisisjaren was de koopkracht van veel huishoudens zó gedaald, dat zelfs een huur van f5/week niet meer opgebracht kon worden.

Na de oorlog trekt de hangjongere -al werd die toen nog niet zo genoemd- de aandacht van de overheid en de media. ‘Probleem massajeugd wordt wetenschappelijk onderzocht. P.H.Vrijthof van de Vereniging Zorg en Bijstand: “Het massajeugdprobleem maakt deel uit van een ontwikkeling, die reeds tientallen jaren in onze samenleving aan de gang is. Het begon met de industriële ontwikkeling, die velen naar de steden dreef, waardoor de binding met hun vroegere gemeenschap verloren ging. De mensen kwamen op zichzelf te staan.” Op initiatief van de vereniging is er een Landelijke Stichting Clubhuizen opgericht. De minister van Onderwijs heeft o/m het sociologisch instituut van de universiteit van Utrecht gevraagd onderzoek doen naar dit fenomeen in een aantal wijken, waaronder Betonbuurt. [bron: UN, 28 mei 1949]

In 1952 schijft het Sociologisch Bulletin, een uitgave van het Sociologisch Instituut NH Kerk: “De voormalige bewoners uit Wijk C, verhuisd naar Betondorp, stalt op zomerse dagen haar leven, meubilair en kinderen op pot uit op straat, terwijl de “uppertown” van geschoolde arbeiders en kleine ambtenaren aan de overkant van dezelfde straat vanuit haar burgerlijke beslotenheid en gevangen in de erkertjescultuur, met sociale distantie neerziet op deze voor haar onbegrijpelijke buurtsolidariteit en snel opvlammende en dovende burenruzies.”

‘Jeugdige Utrechters pleegden inbraken. De politie heeft de afgelopen dagen acht jongelui aangehouden, in leeftijd variërend van 15-18 jaar, die in drie maanden tijd een groot aantal diefstallen en inbraken pleegden. De jongens hadden als basis het huis van een van hun ouders in de betonbuurt. Het geld dat zij buit maakten ging op aan kaarten en drank.’ [bron: UN 7dec1967].

Zoals wel vaker werden ook in de betonbuurt niet alleen de bouwkundige, maar ook de sociale problemen weggesloopt. Rond 1980 gingen de huizen plat en in 1982 werd de nieuwbouw opgeleverd.

 

Logo Museum van Zuilen witte letters

Adres

Schaverijstraat 13
3534 AS Utrecht

Openingstijden

Woensdag t/m zaterdag van 10:00 tot 17:00 uur.
Reserveer uw bezoek.

Contactgegevens

06 20 56 56 55
info@museumvanzuilen.nl