Bouwen voor de Buurt: de beginjaren (1915-1940)
De razendsnelle ontwikkeling van Zuilen na de vestiging van Werkspoor en Demka brengt een volksverhuizing op gang. De nieuwkomers hebben een dak boven hun hoofd nodig. En winkels, scholen, gezondheidszorg, kerken en recreatievoorzieningen. Woningbouwverenigingen spelen daarbij een sleutelrol. Gelukkig zit het tij mee. De Woningwet van 1901 maakt het mogelijk om subsidies en goedkope leningen te verstrekken aan “toegelaten instellingen”. Die schieten als paddestoelen uit de grond. Op Zuilens grondgebied waren er in 1920 al vijf actief. Allemaal met grote ambities op grond van geloof of levensbeschouwing, maar klein van omvang en zonder veel eigen vermogen.
Rijksleningen en gemeentelijke bijdragen zijn hard nodig om het tempo erin te krijgen. Helaas gaat dat met horten en stoten. Afhankelijk van de politieke wind in Den Haag wordt de geldkraan open- of dichtgedraaid. Zo verstrekt het Rijk tijdens en direct na de Eerste Wereldoorlog ruimhartig subsidies, om de werkloosheid onder bouwvakkers te bestrijden. In de jaren dertig moeten de corporaties zelfs leningen versneld terugbetalen.
De meeste corporaties uit de beginjaren worden opgericht vanuit een levensbeschouwelijke stroming. In Zuilen behoren tot die groep Eigen Haard (gereformeerd), Prinses Juliana (katholiek) en de Arbeiderswoningbouwvereniging Utrecht (sociaaldemocratisch). Deze geven statutair ook voorrang aan woningzoekenden uit eigen kring. Uitdrukkelijk neutraal zijn woningbouwvereniging Zuilen en Elinkwijk, opgericht door respektievelijk de arbeiders en de directie van Werkspoor. Er was in de beginjaren veel discussie of het wel toegestaan is dat woningbouwverenigingen hun eigen achterban voorrang geven bij de verdeling van woningen. In de Utrechtse gemeenteraad is SDAP-er De Weerd een fervent tegenstander van dit principe: “Wanneer dit standpunt algemeen ingang zou vinden, zou men hier een allerdroevendste indeling van de stad verkrijgen, waardoor men bewoners van zekere wijken met den vinger zou kunnen aanwijzen als behoorend tot een bepaalde richting”. Toch blijft het soort-zoekt-soort-principe nog lang leidend bij de toewijzing van woningen door de levensbeschouwelijke woningbouwverenigingen.
De binding van woningbouwverenigingen met hun huurders is in de beginjaren heel sterk. Om een huis te krijgen moet je lid worden. Vaak bouwt de corporatie ook een buurthuis en speeltuin. Armlastige huurders kunnen beroep doen op een solidariteitsfonds. De andere kant van de medaille is dat er flink geselecteerd wordt aan de poort. Kom je niet door de selectie, dan ben je aangewezen op een gemeentewoning voor de allerarmsten of de krotten van de huisjesmelkers.
Welke woningbouwplannen zijn in deze periode gerealiseerd:
Dennenstraat (complex 1 wbv Prinses Juliana, 1915)
Abraham Kuijperstraat, Groen van Prinstererstraat (complex 1 ws Eigen Haard, 1923)
Rode Bouw (complex 1-3 Arbeiderswoningbouwvereniging Utrecht, 1923-38)
Omgeving Blois van Treslongplein: wat stond er vroeger? (gemeente Utrecht, ca. 1925)
Betonbuurt (gemeente Utrecht, 1923)
La Croixstraat, M de Klerkstraat (complex 2 wbv Zuilen, 1925)
De Bazelstraat (complex 2 ws Eigen Haard, 1925)
Josephbouw (complex 2-4 wbv Prinses Juliana, 1928-1942)
Hanrathstraat, van der Pekstraat, Lelimanstraat, De Bazelstraat (complex 3 wbv Zuilen, 1935)
Mariëndaal: ruimte voor projectontwikkelaars (1939-1941)