Stukje van De Oude Bouw aan de Daalseweg/Edisonstraat tijdens de Tweede Wereldoorlog
De maatregelen van het Zuilense gemeentebestuur in verband met de dreigende oorlog zijn niet algemeen bekend. Achter de schermen is men bijvoorbeeld druk met de voorbereidingen voor het laten graven van loopgraven en schuilkelders. Een van de loopgraven komt langs de Daalseweg, tussen het ‘Witte Kerkje’ en het politie-bureau. De mannen die hier hun aandeel leverden met het graven van de loopgraven, hebben met de uitgegraven grond het terrein ernaast zo goed als mogelijk geëgaliseerd. Zij voetbalden daarna zo regelmatig op dit veldje dat het in Zuilen onder de naam ‘trapveldje voor werklozen’ bekend komt te staan.
Voorlopig waren er plannen voor de aanleg van vijftien schuilkelders in Zuilen. Natuurlijk ook één in het oude dorp zelf. Die kwam in het bos Groenhoven. Daarvoor gaf baron van Tuyll toestemming. De burgemeester heeft de onderhandelingen hierover met de baron gevoerd. De heer van Tuyll vond het allemaal niet zo nodig (Nederland is toch neutraal!) maar gaf uiteindelijk toestemming. In de onderhandelingen werd vastgelegd dat erop moet worden toegezien dat alles netjes beheerd wordt en als de schuilkelder niet meer nodig is, verwacht de baron dat een en ander weer in zijn oorspronkelijke staat zal worden teruggebracht. De andere schuilkelders kwamen kris kras door Zuilen, onder ander ook: in de Daalseweg (Edisonstraat) ter hoogte van de Marconistraat…
Nu maar hopen dat een van de lezers gaat reageren met de opmerking: ‘O, maar dáár heb ik nog een foto van’… (we kijken uit naar uw komst!)
De heer A.H. Pasman gaf niet alleen vele jaren het Zuilens Nieuwsblad uit. Hij schreef ook het boekje Zuilen eert zijn gevallenen, ter gelegenheid van de onthulling van het Verzetsmonument. Hij schrijft onder andere over razzia’s, ook die waarbij de heer J. Peffer om het leven kwam. Opmerkelijk genoeg werd de heer Peffer niet vernoemd op het Verzetsmonument.
‘De razzia’s in het najaar van 1944.
Oosthoek’s encyclopaedie geeft als uitleg van het woord “razzia”: “een door de politie georganiseerde onverwachte drijfjacht om een stad te zuiveren van gespuis”. Met uitzondering van de 30.000 Nederlandse vrijwilligers en de 100.000 N.S.B.’ers waren dus de overige 9 miljoen Nederlanders volgens de Duitse opvattingen “gespuis”.
In strijd met het volkenrecht werden de mannen van de straat en uit de huizen gesleurd en ingezet bij de beruchte “Arbeits-einsatz”. Het was in diezelfde tijd, dat de nog overgebleven “Nederlandse” kranten verontwaardigde stukjes publiceerden over die gemene Russen, die, in strijd met het volkenrecht, de mannelijke bevolking wegvoerden als dwangarbeiders naar het sovjet-paradijs. Uit dankbaarheid voor de bescherming, die de moffen ons boden, moesten wij medehelpen om een nieuw Europa te vestigen. Zij noemden het Neuropa. Een naam, uitgedacht door verdwaasde teutonenkoppen.
Nu, slechts 3 jaar na de bevrijding, kunnen wij ons nauwelijks voorstellen dat we op de openbare weg niet veilig waren en elk ogenblik gevaar liepen gedeporteerd te worden.
In Zuilen vond de eerste razzia plaats op 15 October 1944. Vroeg in de morgen hadden de Duitsers bekend gemaakt, dat niemand zijn woning mocht verlaten.
De mannen van 18 tot 40 jaar moesten zich vóór hun woning opstellen. De mannen, woonachtig aan de Van Tuyllkade en Daalseweg, verstopten zich in de greppels op het land aan de Van Tuyllkade.
Ongelukkigerwijze kwam de Zuilenaar J. Peffer [uit de Röntgenlaan] te vroeg te voorschijn en werd door de Duitsers [voor de gevel van de werkplaats van de woningbouwvereniging Zuilen aan het eind van de De Lessepsstraat] neergeschoten. Clandestien werd hij op een zolderschuitje vervoerd naar het ziekenhuis. Medische hulp mocht echter niet meer baten en hij overleed reeds de volgende dag.’