Lange tekst, dus kort voorafje: Dit schreef Zuilen Vooruit op 6 mei 1949 naar aanleiding van de ingebruikneming en onthulling van Verzetsmonument:
De vlaggen hingen halfstok boven Nederland
Laat ons op deze dag aan de gevallenen plechtig beloven voorwaarts te gaan en te werken, ieder op de plaats, waar hij gesteld is, aan de vernieuwing van ons vaderland. (Koningin Wilhelmina, 3 mei 1947.)
Ontroerende plechtigheid te Zuilen.
Op de vijfde dag van de maand, die, méér dan enige andere, de maand van het nieuwe ontwakende leven is, maakten wij ons op om de dag te herdenken, waarop na vijf jaar onderdrukking eindelijk de vrijheid in ons geknecht land terugkeerde.
Onwillekeurig gaan onze gedachten uit naar de gedenkwaardige vooravond van de 5e mei 1945, toen, na dagen van ondraaglijke spanning, de radio den volke kond deed, dat de Duitsers in Wageningen, in Hotel ‘‘De Wereld’’, hun ‘‘unconditional surrender’’ hadden ondertekend. En we herinneren ons de vreugdekreten van de joelende menigten in de grote steden, de klinkende redevoeringen van hoge functionarissen, kortom: geheel de uitgelaten en vreugdedronken stemming, welke Nederland op 5 Mei ’45 tot één groot feestterrein maakte.
Sober een waardig heeft Nederland voor de vierde maal de doden uit de Tweede Wereldoorlog herdacht. In steden en dorpen hingen Woensdagavond de vlaggen halfstok en trokken stoeten zwijgende mensen door de straten. Op vele plaatsen in ons land werden monumenten en plaquettes onthuld.
Weinig werd er bij deze plechtigheden gesproken en het was goed zo, de intense stilte, die geluidloosheid van het stilgelegd verkeer in de laatste twee minuten voor achten, dwongen een ieder tot zich zelf in te keren en te denken aan hen, die alles gaven opdat wij zouden leven.
Ook in onze gemeente werd Woensdagmiddag het monument onthuld. Het Zuilens Fanfarecorps opende de plechtigheid met het spelen van de ‘‘Dodenmars’’ van Chopin. De Heer Jos Veltman hield de onthullingsrede. Spreker bracht in herinnering terug de barre oorlogsjaren en het leed, dat de bezetter over ons volk bracht. Ook in Zuilen zijn 16 slachtoffers gevallen. Reeds in de meidagen van ’40 sneuvelden een tweetal ingezetenen. Spreker memoreerde de strijd, die gevoerd werd tegen de nazi-terreur. Hun strijd is niet tevergeefs geweest. Wij zullen de fakkel van de vrijheid brandende houden. In lengte van dagen zal dit monument getuigenis afleggen van de moed en offerbereidheid van onze Zuilense gevallenen.
Het is niet mogelijk, aldus de Heer Veltman, allen te bedanken, die aan het tot stand komen van het monument hebben meegewerkt. Vele industriëlen en particulieren hebben belangeloos medegewerkt aan het tot stand komen van dit fraaie monument. Een uitzondering wilde spreker echter maken voor de Heer G.W. Post, secr.-penn. Van het comite, die met doorzettingsvermogen welke hem eigen is en reeds in bezettingstijd tot uiting kwam, alle moeilijkheden wist te overwinnen, om de bouw mogelijk te maken. Ook bracht hij een bijzonder woord van dank aan de Heer Uyterwaal, de beeldhouwer en de Zuilense architect van Hoorn. Met de weinige middelen welke voorhanden waren, hebben zij toch iets schoons weten te scheppen. Hierna verzocht spreker aan de vader van eender gevallenen, de Heer Knipschild, de onthulling te verrichten. Het Zuilens Fanfarecorps speelde ‘‘Blijf bij mij Heer, als de avond daalt’’, van F. Diepenbeek.
Burgemeester Norbruis legde als een der eersten een krans namens het Gemeentebestuur van Zuilen, gevolgd door talrijke afgevaardigden van vele verenigingen in en buiten Zuilen. Het Zuilens mannenkwartet zong hierna ‘‘Ecce Quomode moritor’’ van Händel. De Heer Veltman droeg hierna het monument over aan het Gemeentebestuur. Namens het Gemeentebestuur deelde de Burgemeester mede, dat zij met grote ontroering dit monument overnamen. Het zal zich tot haar dure plicht rekenen dit monument te bewaren, voor zover dit in haar macht is. Spreker hoopte, dat het monument blijvend zal blijven spreken tot de bevolking. Spreker gaf de nabestaanden de verzekering, dat het Gemeentebestuur een grote, diepgevoelende dank had voor hetgeen hun geliefden voor onze vrijheid hebben gedaan.
Met het zingen van het Wilhelmus werd deze plechtigheid besloten.
Des avonds om half acht, stelden velen zich op aan de Marnixlaan en aan de Daalseweg om een stille tocht te houden naar het monument. Het was een ontroerende plechtigheid en sprak in al zijn soberheid meer nog, dan de onthullingsplechtigheid des middags. Niet met woorden kunnen wij onze gevallen vrienden herdenken, maar in een absolute stilte, voelen wij ons weer één met hen.
Aan de voet van de zuil zijn twee levensgrote figuren opgesteld, die in de ineengestrengelde handen een palmtak houden en zo de vrede symboliseren.
Tegen de bakstenen wand bevinden zich twee stenen. Op de ene plaat staat te lezen:
Zuilen’s bevolking heeft dit monument gesticht om de nagedachtenis te eren van de gevallenen in de oorlog en in het verzet tegen de overweldiger.
En daarboven de woorden van de dichter Muus Jacobse:
God, doe ons dan dit weten: wat voorbij ging aan nood en leed is niet vergeefs geweest., omdat Uw martelaars hier overwonnen en met hun bloed de bodem is gewijd.
Op de andere plaat zijn de namen van de gevallenen aan gebracht.
J.W. van der Sandt
W.E. Swart
A.F. Baron van Tuyll van Serooskerken
W. Smoorenburg
S. Hemmink
W. van Krimpen
A. Froom
H.A. Knipschild
W.G. de Boer
Mr. R. Loggers
K.F.N. Tempelman
G.J. de Boer
J.J. van der Ham
W.C. Brouwer
E.F. Köhler – de Groot
F.A.J. Odinot
In Zuilen namen reeds om 8 uur ongeveer de feestelijkheden een aanvang toen de Zuilense deputatie bestaande uit de heren Jos Veltman, wethouder Kievit, de locoburgemeester A.A. van der Werff en de hoofdinspecteur van politie op de Waalbrug werden ontvangen door vertegenwoordigers van Nijmegen, de wethouder van onderwijs B. Tilman, de representatiechef A.A. v.d. Akker en een ambtenaar van de afdeling lichamelijke opvoeding en sport, de heer L. Nauta. Voorafgegaan door de motorrijders begaven deze delegaties zich naar het bevrijdingsmonument van Nijmegen waar de wethouder Tilman aan wethouder Kievit het bevrijdingsvuur overhandigde. Daarbij zeide wethouder Tilman dat de bevrijding van Nederland gesymboliseerd werd door dit vuur, dat door maarschalk Montgommery persoonlijk van Engeland naar Bayeuxe in Frankrijk werd overgebracht en vandaar zijn tocht door de bevrijde landen begon en ook in Nederland n.l. in Eindhoven arriveerde. Door estafette-lopers werd dit vuur naar Nijmegen gebracht, waar het brandende wordt gehouden. Dit vuur thans aan vertegenwoordigers van Zuilen te kunnen overhandigen was voor de heer Tilman een groot genoegen en hij hoopte dat dit vuur de gloed der vrijheid in de harten der Zuilenaren brandende zou houden. Door een groep motorrijders[1] werd de fakkel overgenomen en naar Zuilen gereden. Op de van Egmontkade stonden estafettelopers gereed om de brandende fakkel tenslotte naar het monument te brengen. Inmiddels hadden zich bij het monument vele belangstellenden, officieel genodigden en de leerlingen van alle scholen verzameld. Om ongeveer kwart voor elf arriveerde de Commissaris der Koningin in deze provincie, de heer M.A. Reinalda en kort daarna verscheen ook de burgemeester de Ranitz van Utrecht en verschillende burgemeesters van de omliggende gemeenten. Gerrit Jansen van Elinkwijk arriveerde als laatste loper om ongeveer elf uur bij het monument en overhandigde aan burgemeester Norbruis de brandende fakkel, die daarna dit vuur overbracht op de schaal op de 9 meter hoge zuil van het monument. In zijn daarbij uitgesproken rede wees de burgemeester op de betekenis van het de avond tevoren onthulde monument waarmede wij hen gedenken die alles, ook hun leven, offerden voor de vrijheid van ons volk. Wij mopperen nog wel eens omdat wij nog verschillende offers moeten brengen in deze naoorlogse tijd, maar zij die vielen brachten grotere offers. De burgemeester zeide: ‘‘Achter mij is het monument, het verleden dat wij niet zullen vergeten, doch voor mij de jeugd, de toekomst, wier plicht het zal zijn de idealen van hen die vielen levendig en in ere te houden’’.
Hij riep de medewerking der onderwijzers en opvoeders in om deze idealen en gedachten in de harten der kinderen te leggen. Het pas ontstoken vuur is het Zinnebeeld der vernietiging, doch ook van opgang en loutering. Laat dit vuur de geestdrift hoog houden voor hen die vielen voor de vrijheid van Nederland.
De Burgemeester nodigde daarna de heer Reinalda uit een metalen koker, welke een oorkonde bevatte, in de voet van het monument te willen plaatsen. Nadat de Commissaris der Koningin aan dit verzoek had voldaan zeide hij dat thans in dit monument de betekenis hiervan was vastgelegd voor nu, maar meer nog voor later, voor de geslachten die na ons zullen komen. Hierbij gaan onze gedachten terug naar de duizenden van ons eigen volk die vielen, maar zeker ook naar de tienduizenden jongemannen uit alle geallieerde landen die hun leven gaven om de vijand ook uit ons land te verdrijven en ons de vrijheid terugbrachten. Eén generatie maakte reeds twee oorlogen mede en gaan we, vroeg de heer Reinalda een derde wereldoorlog tegemoet? Hij hoopte dat de grondstellingen van de geallieerden dit zouden verhoeden. Evenals de burgemeester deed hij een beroep op de jongeren dat zij deel hebben aan de gehele maatschappij. Zij behoren tot een klein land, maar dit is het land van Grotius. Aan hen is de taak als klein volk de gedachte voor de wereldvrede uit te dragen en daarvoor te strijden. Zij dienen te getuigen voor de grote vrijheden van dit volk en de wil te hebben daarvoor zich zelf in te zetten. De gezamenlijke schoolkinderen zongen daarna het Wilhelmus, Wilt heden nu treden en Wij willen Holland houden.
Door drie leden van het vendel der Oranjegarde werd toen nog een krans bij het monument gelegd, waarna burgemeester Norbruis deze plechtigheid besloot met allen dank te zeggen dat zij deze hadden willen bijwonen en allen toewenste dat deze bevrijdingsdag vreugdevol voor ieder zou zijn.
De deelname aan de om 5 uur gehouden optocht was niet overweldigend en bestond hoofdzakelijk uit kindergroepen, het was dan ook noodzakelijk de route te bekorten. Dat vele ouderen des middags niet vrijaf hadden zal wel mede de oorzaak zijn dat deze optocht zo van beperkte omvang was.
Voor het volksbal op het plein van school 4 bestond vrij veel belangstelling en hier heerste ondanks de koude en enige regenspatten een opgewekte stemming.
Zeer velen bezichtigden des middags en laat in de avond het monument voor de gevallenen. Het was daar een komen en gaan van mensen, zelfs uit Utrecht, die hun waardering voor dit mooie en waardige monument lieten blijken.
[1] Leden van de Zuilense Motor Club verzorgden dit transport.