Colportage, het lijkt iets minder vaak voor te komen, de regelgeving is aangesscherpt. Dat het overlast kon geven blijkt wel uit dit knipsel uit het Utrechts Nieuwsblad van 18 juni 1963:
Colporteurs van Duits modeblad staan terecht
„Stuur provisie of ik verkoop auto”
Voorwaardelijke straf en vrijspraak geëist
„Ik heb de Duitse uitgeversfirma waarvoor ik als rayonleider in Nederland werkte twee maal gewaarschuwd dat ze over de brug moesten komen met het geld dat ze ons schuldig waren, want dat ik anders de auto waarover ik de beschikking had zou verkopen. Aan achterstallige provisie hadden mijn jongens een vordering van ƒ 4500 en. daarnaast had ik een privévordering van ƒ 1200 a ƒ 1300.”
Zo ongeveer luidde het verweer van de 37-jarige vertegenwoordiger L. D. uit Utrecht, die maandagmiddag voor de Utrechtse rechtbank terechtstond, verdacht van verduistering van ’n auto, gepleegd in dienstbetrekking. D. is een van de twaalf verdachten voor wie de rechtbank de eerste helft van deze week heeft uitgetrokken en die voor velerlei strafbare feiten terechtstaan.
’s Ochtends had hij zich moeten verantwoorden voor zijn aandeel in inbraken in garages in Zeist en Barneveld; maandagmiddag ging het om een auto, die D. op tamelijk mistige basis ter beschikking had gekregen van Heinrich Bauer Verlag in Aken en die tenslotte voor ƒ 3000 wederrechtelijk verkocht werd, omdat de Duitse firma de provisie die D. en zijn medewerkers verdiend meenden te hebben met het werven van Nederlandse abonnees niet afrekende.
De officier van justitie mr. W.J. Kolkert eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met 3 jaar proeftijd en ondertoezichtstelling van de protestant christelijke reclassering.
De 25-jarige Utrechtse colporteur H. K. die terecht stond wegens medeplichtigheid aan de heling subsidiair heling, had als tussenpersoon de verkochte auto afgeleverd. Van de ƒ 3000 die hij ontving, kreeg hij van D. ƒ 800: ƒ 540 omdat hij dat bedrag aan provisie tegoed had en ƒ 260 ter uitbetaling aan collega-colporteurs. De officier van justitie constateerde dat verdachte strafrechtelijke en civielrechtelijke verantwoordelijkheid door elkaar gehaald had. Hij achtte noch medeplichtigheid aan verduistering noch heling bewezen en vorderde vrijspraak.
Dezelfde verdachte stond vervolgens samen met de 23-jarige monteur A.A.S. W. terecht. Ze hadden in februari ingebroken in ’n woning in de Jan Haringstraat in Utrecht en ƒ 105 meegenomen. Allebei gaven ze geldgebrek op als reden voor de inbraak. De reclasseringsrapporten waren gunstig; mede in verband daarmee vroeg de officier 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaar. Voor W. vroeg hij daarbij ondertoezichtstelling van de katholieke reclasseringsvereniging. Bovendien eiste hij tegen ieder ƒ 300 boete subsidiair 3 maanden hechtenis.
De president mr. J. Gijssen zal 1 juli uitspraak doen.
Utrechts Nieuwsblad 1 juli 1963 [bij 18 juni 1963]
… De 25-jarige H. K. en de 27-jarige W. werden conform de eis van de eerste tenlastelegging vrijgesproken, voor het tweede feit werden zij ieder veroordeeld tot drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een boete van 200 gulden.