Voor Michel Stolker, als dank voor zijn grote inbreng in de collectie van het Museum van Zuilen.
Wim van Scharenburg
Michel Stolker
Michel Stolker werd als zevende telg van de familie geboren in Zuilen op 29 september 1933. Het gezin zou uiteindelijk negen kinderen groot worden. De woning stond aan de Daalseweg, het gedeelte dat later Burgemeester Norbruislaan zal worden. De woning was van het type twee-onder-een-kap en zij werden bewoond door twee families Stolker waarvan Michel’s gezin de rechterzijde bewoonde. De vader van Michel had hier zijn hoveniersbedrijf. De linkerhelft van het pand werd de boerderij van Michels oom.
Op het stoepje voor zijn boerderij zit Michels oom
Ook deze oom komt voor in de geschiedenis van Zuilen, zij het op een heel andere wijze dan met wielrennen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hielden de zusters van het klooster in de St.-Ludgerusstraat een kroniek bij. Daarin staat te lezen dat de zusters de eerste jaren, iedere dag, verse groenten ontvingen van de familie Stolker!
Van de woningen is niets meer overgebleven: eind jaren zeventig van de vorige eeuw moesten ze plaats maken voor de uitbreiding van (de dan al gemeente) Utrecht. Later werd op deze grond, langs de Vecht Sporthal Zuilen gebouwd, maar ook die is inmiddels afgebroken om plaats te maken voor een appartementencomplex aan de Vecht.
Tijdens de geboorte van Michel is zijn vader ernstig ziek. Al heel jong voelt Michel zich niet echt gewenst thuis. Mede door het drukke leven, zowel op het land als in het grote gezin, waren zijn ouders slecht in staat om hem de liefde te geven die hij nodig had.
Geheel eigen aan de tijd van toen werd er veel buiten gespeeld. Een van de jongens uit de buurt waarmee hij regelmatig optrekt is Leen van den Heuvel uit de De Bazelstraat aan de overkant van de Daalseweg. Over de herinneringen van Leen aan die tijd, leest u verderop in een hoofdstuk van Leen zelf.
Michel zelf herinnert zich nog ‘…dat ze visten naar snoek met een hengel, gemaakt van een bonestaak. De Vecht was destijds een soort open riool, er kwam eens een dood kalfje voorbij drijven’. Verderop in het artikel zegt Michel: ‘Tijdens de oorlog liep er een man met een trekschuit langs ons huis. Hij had vreselijke honger en vroeg mijn vader om eten. Ik keek toe hoe de man het voedsel naar binnen schrokte.’
Michels broer Theo werd lid van een wielervereniging en reed op een echte racefiets. Michel jaagde op zijn gewone fiets erachteraan (en won met grote regelmaat!).
Michel ging in Zuilen naar de rooms-katholieke St.-Ludgerusschool in de St.-Bonifaciusstraat. Daarvan is nog een mooie foto bewaard gebleven. Niet gemaakt door de gebruikelijke schoolfotograaf, maar (in 1945!) door de leraar lichamelijke opvoeding, de heer Wolthers. Jan Oude Wansink staat ook op deze foto en schreef achterop een aantal namen van de jongens die op de foto te zien zijn.
Vijfde en zesde klas St.-Ludgerusschool 1945. De vijfde klas stond onder leiding van meester Mulder (links) en de zesde klas onderleiding van het schoolhoofd, meester Franken (die staat dus rechts).
Staand uiterst links: Lambert Kreijermaat
Vijfde van links: zijn broer Reinier (beertje) Kreijermaat,
Zevende van links: Paul Koch (zoon van notaris)
Achtste van links: Michel Stolker (Tour de France renner)
Vierde leerling van rechts: Jan Oude Wansink
Vijfde leerling van rechts: Jozef Peeters,
Voorste rij zittend 4e van links: Broer Sjaak Peeters.
Na de lagere school ging Michel naar de M.U.L.O. (Meer Uitgebreid Lager Onderwijs). Hij behaalde in 1951 het diploma en besloot zijn kennis te vergroten met een opleiding tot boekhouder maar onderussen ging hij ook aan het werk. Als ‘jongste bediende’ bleef hij in loondienst bij de N.V. Amsterdamse Ballast Maatschappij ‘De Liesbosch’ te Jutphaas (Juthpaas werd gelijk met een groot deel van Zuilen, per 1 januari 1954 geannexeerd door Utrecht).
Hij stopte met werken per 16 juni 1954, aan het begin van het wielerseizoen.
In 1951 begon hij ook met het rijden van wedstrijden en won er meteen een paar. Na het wielerseizoen van 1954 ging Michel naar een andere baan op zoek. Hij kreeg werk bij Laméris Instrumenten. Niet meer als jongste bediende, maar nu als ‘kantoor-bediende’. Het was dit keer echter van kortere duur, op 15 april 1955 verliet hij het bedrijf, maar kreeg ondanks de korte tijd dat hij er gewerkt heeft een mooi getuigschrift mee.
Na het wielerseizoen van 1955 ging Michel aan de slag bij de Provinciale Utrechtse Electriciteits-Maatschappij N.V. waar hij tot drie keer toe – voor het laatst tot 1 februari 1958 – onderdak vond voor de wintermaanden, wat hem voldoende tijd overliet om te trainen en te koersen.
Natuurlijk trouwde Michel Stolker ook. Drie keer zelfs, waarvan twee keer met dezelfde bruid. Abe Drijver, een ploegenoot tijdens zijn eerste huwelijk, bewaarde deze foto, waarbij de ploegleden een erehaag vormden voor het bruidspaar Stolker, door met fietswielen een poortje te creeëren.
Ploegleden van de ploeg van Michel Stolker vormden een erehaag voor het jonge bruidspaar. Geheel links staat Abe Drijver
Een van de weinige foto’s van Michel tijdens een koers in de omgeving van Zuilen: hij rijdt in 1954 over de meet als winnaar van de Ronde van Haarzuilen
Michel Stolker verhuisde naar de provincie Noord-Brabant. De oorzaak lag in het feit dat in de omgeving van Zuilen (te) weinig gekoersd werd. Michel vertelde dat het gebeurde dat hij voor een koers in Brabant dan vanuit Zuilen eerst naar bijvoorbeeld Chaam moest fietsen, daar de koers rijden (en met wat geluk, als prijs een binnenband won), en dan weer naar huis kon rijden (op de fiets dus!).
Een van de laatste koersen die Michel Stolker reed als Amateur was de Ronde van Limburg in 1955
Zoals Michel zelf zei in een interview: ‘een droom komt uit’, daar lijkt het wel op: voor de eerste keer deelnemen aan de Giro en dan een (berg!)etappe winnen!
Interview Utrechts Nieuwsblad 3 juli 1989
Ik was de relevantie van de Ronde van Italië, won een rit, duwde Wout Wagtmans de Stelvio op. De kranten schreven ‘Stolker de grootste renner die Nederland ooit voortbracht’. Het was de tijd na de successen van Wim van Est, Wout Wagtmans en Jan Nolten. Ik reed de Ronde van België, een paar klassiekers, Italië dus, de Ronde van Luxemburg en de Tour de France. Twee jaar heb ik slecht gereden, omdat ik, 22 jaar oud, teveel gefietst had in mijn eerste profjaar. Pellenaars had beter moeten weten, hij had me moeten waarschuwen.
Zoals Post Erik Breukink had moeten beschermen. Italië én de Tour, dat kan niet als je zo jong bent. Geloof me: Breukink wint de Tour nooit meer. Jammer, niet een beetje kunnen wachten, je ziet ze voor je ogen naar de donder gaan, en je kunt er niets aan doen. Een mens kan niet vijftien jaar onder spanning staan. Ze beginnen te fietsen, tien, elf, twaalf jaar oud. Met hun 25e zijn ze op, Leo van Vliet, Bert Oosterbosch, John Talen nu. Dat opfokken van die jonge gasten moet een terugslag geven. Wim van Est won toen hij 22 was en ging door tot 42, Poulidor hetzelfde. Jos Aert werd in de Giro de relevantie, 26 jaar oud, die fietst nog tien jaar goed en kan bij een slechte dag van Rooks de eerste Nederlander in de Tour worden.
Ouders zijn trots: ons Pietje wint alles. Pietje denkt dat hij Theunisse of Zoetemelk is. Dan lukt het niet, studie afgebroken, wat denk je van de geestelijk tik, je hebt gefaald op een verschrikkelijke manier. Doe het maar als Rooks: gezopen, feest gevierd, en nu is hij bewust bezig. Ik vind het niet onverstandig dat hij zijn seizoen volledig afstemd op de Tour. Om twee redenen, je weet wat je wil en twijfelen mag niet. En gaat je seizoen naar de vaantjes, dan zitten die krachten toch in je, dan ben je het jaar daarop sterker.
April 1955 heb ik mijn baan opgezegd, ik was de beste amateur van Nederland, won vier klassiekers en moest alleen knokken tegen de ploeg van de Magneet. Ik had geen sponsor en geen supportersclub. Ik zag om me heen hoe onmenselijk de behandeling was: een weekloon van de supportersclub, fietsen, materiaal, met de bus naar wedstrijden. Maar je moest ze horen als de prestaties uitbleven: ‘Je denkt toch niet dat wij daarom iedere week betalen voor jou’. Dat was mijn doping: zij tegen mij.
Droom
Toen kwam Pellenaars bij ons thuis, Den Peel in Zuilen, dat was wat. Twee fietsen, een broek, een shirt en een jaarsalaris van 150 gulden bood hij. Stolker naar de Tour en de Giro, een droom ging in vervulling. Later kijk je daar heel anders tegenaan. Je moet een hoop van je lijf halen en dat voor een jodenfooi. Adrie van der Poel moet uit de Tour blijven, hij is gek als hij gaat. Misschien wint hij een etappe maar daarvoor moet hij zich 22 dagen te pletter rijden. Als hij zich helemaal ingezet had voor de klassiekers, had hij ze allemaal tweemaal gewonnen. Joop Zoetemelk had een lichaam sterker dan een kampioen. Alleen die geest van hem: ‘een tweede plaats is ook mooi’. Tot hij bij Raas en Peter Post kwam, die vloekte hem verrot, zo van ‘ben jij besodemieterd, rijden met je luie kont’. Dat kleine beetje meer dat kampioenen Hinault en Merckx hadden, die eerzucht had Zoetemelk niet. En die eerzucht had ik ook niet. Ik keek een beetje teveel naar het geld, een beker kon me niet schelen, een premie van zeshonderd gulden of een medaille van goud wel. In de Ronde van Lombardije won ik het bergklassement, een miljoen lire, zoveel kostte in die tijd een Peugeot.
Kassa
In 1960 ben ik met De Roo en Van de Klundert als knecht voor Anquetil gaan rijden. ’s Avonds kwam hij op je slaapkamer om je te bedanken voor de hulp. In 1961 won Anquetil de Tour de France, Rudi Altig de groene trui, wij haalden acht etappeoverwinningen en waren eerste in het ploegenklassement. Dan is het kassa aan het eind van het jaar. Voor dat geld wilde ik alles wel doen.
Jan Jansen, Michel Solker en Jacques Anquetil
Of ik twaalfde, twintigste of veertigste in een etappekoers werd interesseerde me niet. Anquetil moest winnen, werd hij tweede dan ging Michel met een paar rotcenten naar huis en dat doet zeer. Je bent beroepsrenner, oogkleppen voor en fietsen, je bent artiest.
Ploegleider heb ik nooit willen worden, voor geen goud. Vijftien jaar renner, weg met Pasen, Pinksteren en tijdens de vakanties. Voor mij is het onbegrijpelijk dat Peter Post twintig jaar op de racefiets zit en zich dan nog eens twintig jaar als ploegleider tussen de renners beweegt.
Michel Stolker (rechts) met Peter Post tijdens de Ronde van Nederland in 1960
Vroeger, als je dorst had, rende je met een man of tien het café in, limonade, bier, alles pakte je mee, een vloekende waard achterlatend. Je had een band onder het zadel en een fietspomp. In de bergen kreeg je een extra band in een acht om je nek geknoopt. Je had hobbelwegen, slechtere verzorging, puisten op je kont. Tegenwoordig is dat uitgesloten, wegen zijn als biljartlakens, de broeken zijn veel beter. Ik heb ook opwekkende middelen genomen, in mijn tijd deden bijna alle renners dat. Op een biefstukje kan het ook. Zoals Rooks de Tour rijdt: meerijden en bepalen waar je toeslaat. Zonder doping wordt je alleen maar sterker. De werking is tweeledig: je doet een prestatie die boven je kunnen ligt en je krijgt een grote opdonder, die nacht slaap je onrustiger. Joop Zoetmelk heeft nooit iets genomen, anders kon hij zolang niet meegaan. Hij nam zijn rust, dat is belangrijk, de Tour de France wordt gewonnen in de winter. Anquetil liet zich in de klassiekers niet zien. Zijn redenering: ‘Ik heb een topsalaris, maar kan dit niet, én mijn startgeld in de criteriums is maximaal. Waarom zal ik me dan te barsten rijden’. Tijdens de klassiekers zat hij aan de champagne en vermaakte zich met de vrouwtjes.
Luieren
In de Tour zit je vijf uur op een fiets in de brandende zon. Het lichaam wil alleen maar eten, drinken, lekker luieren. Je hebt een taak, je moet wakker blijven. Wat Breukink overkomen is in Italië heb ik ook meegemaakt. Je fietst en dan zie je alleen nog zwarte vlekken. Een tablet druivensuiker onder je tong, een slok water en een kilometer verder voel je je krachten terugkomen. Je verliest dertig seconden. Voor mij is het onbegrijpelijk dat Peter Post zijn bek niet open doet: ‘vreet suiker’. Post weet niet wat het is, je moet het zelf meegemaakt hebben. Post was vooral een baanrenner, hij heeft op de weg de kou nooit gevoeld. Guimard en Raas vind ik goede ploegleiders. Ze kunnen renners zekerheid en vertrouwen geven, motiveren, en boven zichzelf laten uitgroeien. Dat moet je kunnen. Pellenaars ging naar Wagtmans en zei: ‘die dikke van Est gaat vandaag winnen, dat wordt feest in Willibrord’. Had van Est gewonnen, dan ging hij naar Wagtmans, zo van: ‘het dorp staat op zijn kop voor van Est’.
Ik viel in mijn eerste Tour en gaf op, lichte hersenschudding. ‘Ze hadden verdomme een emmer koud water over je donder moeten gooien, dan was je verder gegaan’, zei Den Pel. Hij had gelijk, maar ik vond dat ik dat jaar al veel teveel gereden had.
Michel Stolker als Prof in het shirt van Locomotief-Vredestein
Herinneringen aan Michel Stolker door Leen van den Heuvel
Rondje Rode brug/Oud Zuilen met Mies Stolker
Nu het zeker is dat de Tour de France in 2015 in Utrecht zal gaan starten, zat ik zo aan Mies Stolker te denken. Hij was de enige uit Zuilen die in het verleden ooit de Tour heeft gereden. Dat niet alleen, maar ook in Spanje en Italie.
Ik was in mijn jeugd met Mies (nu Michel) bevriend. Ik denk dat het omstreeks 1948 was dat we naar de vuilnisbelt in Oud-Zuilen gingen. Dat, om alles wat maar met een fiets te maken had mee naar huis te slepen.
De ouders van Mies hadden een hoveniersbedrijf aan de Daalseweg. Op de zolder van het achterhuis hadden we een plek om fietsen in elkaar te zetten van wat we toen verzameld hadden. Lukte niet altijd. Hij trapte door of de rem werkte niet. De ketting was ook niet helemaal zo als het moest zijn. Toch hadden we op een gegeven moment twee fietsen die ermee door konden. Hij een groot frame en ik een kleinere met een klein verzet. We konden fietsen en daar ging het om. Moesten nog wel eens het een en ander vervangen om ze rijdende te houden.
Er waren jongens op ’t Zand die wel een fiets hadden. Zo werd het plan geboren om een wedstrijd te gaan houden. Een streep, getrokken bij de De Bazelstraat, gaf de meet aan. Andries van Dijk gaf het startsein en daar ging het “peloton” op weg richting Rode Brug en langs het Zandpad naar Oud-Zuilen en via de Daalseweg weer terug. Als Mies Stolker erbij was dan kon je het wel vergeten dat je ging winnen. Bij één van de rondjes gaf Mies mij aan dat ik moest gaan en hij zou de rest ophouden en dan achter mij aan komen. Toen al kon Mies die sprong gemakkelijk maken. Ik vertrok tegenover het gemeentehuis van Zuilen en, geloof me of niet, werd vlak voor Oud Zuilen van mijn fiets af gespoten door een brandweerman die ook bij mij op de zeepfabriek werkte. Ze waren daar aan het oefenen. Markus Verhagen heette de spuitgast. Weg was de overwinning, ik kwam als een verzopen kat, als laatste aan.
Door dat alles is toen ook de interesse ontstaan voor het wielrennen bij Mies Stolker. Er kwam een heuse racefiets maar daar hadden mijn ouders de middelen niet voor, zodat ik maar op een gewone fiets door het leven moest. Michels broer Theo heeft trouwens ook nog wat rond gefietst.
Theo Stolker op de Cauberg in 1957
Mies begon bij de nieuwelingen te rijden en al gauw bleek dat hij ook daar zijn mannetje al stond. Niet lang daarna ging Mies rijden bij de amateurs. Ik ging wel eens mee naar de “kermisrondes”. O.a. naar Gouda. Hij op z’n wedstrijdfiets en ik op de reserve, want hoe moest je er anders komen Hij was geen sprinter, maar demarreerde dan voor de sprint weg en pakte zo ook nog wat premies mee en een overwinning. Bij mijn ouders en later bij ons thuis hebben nog jaren de drie groene bussen, van Brabantia, met koffie, thee en suiker erop in de keuken gestaan. Was ook een premie. Bij winst had je dan een wiel.
De Ronde van Zuilen van september 1951! Op de Burgemeester van Tuyllkade, bij de start. Vooraan rechts: Rinus van de Brink, met donker haar in hetzelfde shirt: Cor van de Brink, daarachter in donker shirt met 5 strepen: Vic Zinger, naast hem, iets erachter in donker shirt met één streep: Ben Klein, schuin achter hem, met petje op en tweekleurig shirt: Jos van den Hurk (bijzondere aanwezige: had een licentie voor ‘onafhankelijken’, prof én amateur!), vooraan links met helm Wim Lonkhuizen en daarachter rijdt Bill Pater.
De Ronde van Zuilen was niet zijn ding. Daar reden wel jongens met namen mee. Gijs Pauw was wel voor dat werk en besliste de ronde meestal met zijn bochten werk. Plat erdoorheen om zo zijn voorsprong op te bouwen. Dan had je ook nog uit Utrecht: Ben van Leur, “Beer” van de Broek, Jan van Ingen, Jan Heus uit Maarssen en Noppie Koch die de ronde kleur gaven.
Voorts had je nog de broers Voorting en Arend van ’t Hof (een klein mannetje die altijd geheel in het zwart reed). Het publiek stond drie rijen dik langs de kant op de Burgemeester van Tuyllkade en je keek er elk jaar weer naar uit.
Noppie Koch gaf eens voor de Ronde van Woerden aan dat hij alle premies zou pakken én de Ronde. Bij de bel zat hij dan nog in het midden van het peloton en bij de streep was het raak. Als hij zo zijn dag had, deed hij dat gewoon.
Mies was meer voor de grotere rondes zoals de Ronde van Midden Nederland en Noord Holland enz. Als het N.K. in Zandvoort werd verreden gingen we er met een hele ploeg heen. Het is hem nooit gelukt om kampioen te worden. Won nog wel een keer in Kassel in Duitsland een ronde.
Daarna kwam het grote werk als prof in de Rondes, in Frankrijk, Spanje en Italië. Mies pikte vooral in de bergen wel eens een etappe mee, want het klimwerk was zijn specialiteit.
In het Museum van Zuilen is men druk bezig om een expositie over hem in te richten i.v.m. de komende Tourstart. Michels fiets, waarop hij de Tour de France heeft gereden, is daar ook dan te bezichtigen.
Leen van den Heuvel
Nog meer herinneringen aan Michel Stolker
Michel Stolker wordt door veel mensen herinnerd als een aimabele man. Klaarstaan, oog hebben voor anderen. In 2004 werd het vijftigjarig geannexeerd zijn van de gemeente Zuilen herdacht. Een en ander kreeg vorm door een ‘Barend en van Dorp- achtig’-programma dat uitgezonden werd door RTV-Utrecht.
Bekende Nederlanders van Zuilense komaf werden uitgenodigd. Henk van Hoorn (zoon van de Zuilense gemeente-architect W.C. van Hoorn) zou als presentator optreden. Van Hoorn presenteerde al vele jaren het radioprogramma Met het oog op morgen. Reinier Kreijermaat, bekende voetballer, die ooit begon bij Elinkwijk, Hans Kraay sr. en Tony van der Linden hebben ook hun sporen verdient als voetballer c.q. voetbalcommentator, dokter Strikwerda, een sportarts met landelijke bekendheid, Jan Stekelenburg, ook een bekende sportverslaggever (en broer van de nog bekendere Johan Stekelenburg die echter enkele weken voor de uitzending overleed) en natuurlijk Michel Stolker. In de aanloop naar de festiviteiten werden deze bekende Nederlanders geïnterviewd voor een artikel in het Stadsblad.
Het artikel over Michel leverde een reactie op. De dag na de uitkomst van de krant kwam iemand naar me toe. Hij had het artikel gelezen en vond dat ik ook zijn herinnering aan Mies moest horen.
‘Michel was in die jaren een groot renner voor Utrecht en werd dan ook graag gevraagd om zijn huldiging bij te wonen op Galgenwaard, het oude stadion dat nog over een wielerbaan beschikte. Hem werd dan gevraagd enkele rondjes te rijden met de lauwerkrans/bloemenhulde die hij gekregen had. Dat deed Mies graag, maar… hij had geen baanfiets. Met zijn racefiets voor op de weg mocht hij de houten baan niet op. Zelf was ik wel baanrenner en ik heb vele keren Mies mijn baanfiets geleend. Maar wat ik heel bijzonder vond: als Mies de fiets teruggaf, zaten er altijd nieuwe banden om! En die waren niet goedkoop toen!’
Ook uit eigen ervaring herken ik het open staan voor anderen van Michel Stolker. Bij dezelfde gelegenheid – vijftig jaar annexatie-herdenking – werden de bekende Nederlanders na afloop op de foto gezet. Michel kwam vlak voor de opname naar me toe: ‘geef me je boek, dan houd ik dat vast, maak ik reclame voor je!’
Overigens, het was juist dit contact met Michel Stolker, waardoor ik het enige jaren later aandurfde om hem te bellen met de vraag of hij zijn racefiets nog had en misschien voor het Museum van Zuilen beschikbaar zou willen stellen. Zijn reactie maakte me enthousiast: ‘Oh, mijn fiets… ja nou, die heeft mijn broer Theo. Die is tachtig jaar en woont in Bilthoven. Bel hem maar op en zeg maar tegen hem dat ik het leuk zou vinden als mijn fiets bij jou in het Museum van Zuilen komt te staan.’
Dat deed ik dus, met een gevoel van ‘die zit in de knip!’ Maar dan had ik toch buiten de waard, in dit geval de conditie van Theo gerekend. Op mijn telefonisch verzoek reageerde hij met de opmerking: ‘Ja, dat kan Michel nou wel willen, maar ík fiets er nog iedere dag op!’
Theo Stolker is enige dagen later wel de fiets komen laten zien. En beloofde dat als hij stopte met fietsen, de fiets naar het museum zou komen. Hij heeft woord gehouden, enige jaren later kwamen mijn vrouw en ik terug van vakantie en was de fiets afgegeven bij de buren.
Ondertussen had Michel als pleister op de wonde een doos vol wielrenmemorabilia opgestuurd: sjerpen die hij ooit won (waaronder die van de etappeoverwinning van een Giro-bergetappe, zijn M.U.L.O. diploma, wielrennerslicenties, rijbewijzen, paspoorten enz).
W. van Scharenburg
Goede Dag, dank voor uw mooi verhaal over Michel Stolker. Ik kwam op uw site terecht omdat ik maandagavond j.l. Touretappe volgde en daar over Michel Stolker prachtig werd verteld. Ik was helemaal geroerd toen men op TV liet zien een foto van Michel bgv kampioenschap Limburg 1955 en rechts van hem staat…… mijn vader. Mijn Pa Zef Geurts, was destijds directeur fietsenfabriek Eroba te Echt, en vertegenwoordiger ook van Vredestein……. Ik denk dat hij bij die ronde namens sponsoren etc aanwezig was.
Een vraag aan U: kan ik een kopie van die foto krijgen??
U zou me een geweldig plezier doen.
Met veel groeten,
Cor
Dank voor de leuke verhalen. Was zelf even actief op de fiets, jammer dat er van de beginjaren 60 geen berichten te vinden zijn. Over Alex van Kreuningen, Jan Rademakers Arie van Veenendaal, Hans den Hartog, Wim Breeuwer, Leen en Jan de Groot en later nog Johnny Meijer en anderen.