Zonne-kinderen, het was leuk geprobeerd: Dit artikel stond in de Tilburgsche courant van 28 juli 1928:
ZONNE-KINDEREN VAN UTRECHT.
Een uniek experiment op 400 jongens en meisjes.
In de nieuwe buitenwijk van Utrecht, ontstaan op een plek, waar twaalf maanden geleden nog vee aan het grazen was, houden de schoolautoriteiten zich thans onledig met een hoogst belangrijk experiment ter bepaling van den invloed van vita-glas op opgroeiende kinderen.
In de Marnixlaan 170 bevindt zich een nieuw schoolgebouw met acht klaslokalen, welke school bezocht wordt door vier honderd jongens en meisjes van zes tot dertien jaar oud. Vier dezer lokalen zijn voorzien van vita-glas en de overige vier van gewone glasruiten, en de kinderen zijn verdeeld in twee groepen met het doel om lichaamsgrootte, gewicht en algemeene gezondheid van elke groep na eenige maanden nauwkeurig te kunnen bepalen. Dit experiment omvat drie op een nieuwe leest geschoeide eigenschappen. Groepen van twee honderd elk zijn grooter dan tot dusverre onderzocht; bovendien zijn de leeftijden der kinderen van groote verscheidenheid — n.l. 6, 9, 10 en 13 in de eene groep; 7, 8, 11 en 12 in de andere groep; en het is een merkwaardig feit dat Dr. R. E. Wieringa, onder wiens toezicht het experiment wordt verricht, besloten heeft zijn werk, als het ware, in het duister te doen. Ten einde een volkomen onpartijdig oordeel te kunnen vellen weigert de dokter zich te laten inlichten, welke lokalen met het nieuwe glas zijn toegerust en welke niet.
Foto van de in het artikel genoemde school waar de kinderen zonne-kinderen zouden moeten worden. Het is de huidige Aboe Daoedschool aan de Marnixlaan. Op de voorgrond de Vecht. Foto uit de collectie van Het Utrechts Arcchief.
Bovenstaand artikel maakte me nieuwsgierig naar het resultaat…: ‘Het onderzoek in Utrecht was een vergelijking tussen twee groepen leerlingen in de Nicolaasschool en Marnixschool wat betreft het effect van vita glas. De kinderen van twee klassen in lokalen met vita glas en twee controle klassen in lokale zonder vito glas in de Nicolaasschool en de Marnixschool werden gedurende drie maanden door artsen onderzocht wat betreft hun lichamelijke ontwikkeling (niet de leerprestaties). De arts keek naar de toename in lichaamsgewicht, lichaamslengte, de borstomvang en het hemoglobinegehalte, zowel onder jongens als meisjes. De uitslagen van het onderzoek waren ronduit teleurstellend. Er bleek nauwelijks verschil te zijn tussen ontwikkelingen van de kinderen in de lokale met vita glas en zonder vita glas. Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat kinderen bij het raam wel een aanwijsbare verbetering in lichamelijke gesteldheid toonden ten opzichte van de andere kinderen in het lokaal. De metingen toonden bij deze kinderen een lichte verbetering van het hemoglobinegehalte aan. Maar de opsteller van het onderzoek was voorzichtig met het trekken van conclusies. Het effect was zo klein dat het evengoed veroorzaakt kon worden door toevallige omstandigheden.’