Geopend woe. t/m zat. van 10:00 tot 17:00 uur

De Swammerdamstraat in de Tweede Wereldoorlog

Als we het over de Tweede Wereldoorlog hebben, dan komt de Swammerdamstraat ook in beeld en ook nu geldt: soms zat het verzet in een klein hoekje, maar stil protest is ook verzet. Dat moge blijken uit het volgende verhaal. In de bakkerij van Plantinga werkte onder andere Sjerk Innikel. Sjerk was de middelste zoon van de heer en mevrouw Innikel uit de Hubert Duyfhuysstraat 4.

Mevrouw Sytske Innikel-Vellinga was in Zuilen onder andere een ‘pleegouder’ voor de Landelijke dienst voor hulp aan Onderduikers (L.O.). Zij heeft ook als koerierster aan het verzet meegewerkt, en bracht bijvoorbeeld etenswaren en valse bonkaarten naar onderduikadressen. Zij werd daarvan door de bezetter wel verdacht, maar was niet te pakken te krijgen. Daarop besloot de bezetter het over een andere boeg te gooien en arresteerde haar zoon Sjerk. Hij werd tewerkgesteld via de arbeidsinzet bij een bakker in Duitsland. De echtgenote van deze bakker was een Nazi. Aan het eind van de oorlog zag de bakker wel in dat het fout ging en hij zorgde voor valse papieren waarmee Sjerk naar huis kon. Met medewerking van het Vleutens verzet is hij ondergedoken bij een veetransporteur in Vleuten. Deze man liet hem werken en verplichtte hem op zekere dag mee te gaan naar de veemarkt in Utrecht, onder de dwang dat de boer zijn moeder zou verraden indien hij niet meewerkte[1]. Omdat Sjerk wist dat er nog vier onderduikers thuis zaten is hij mee gegaan naar de veemarkt. Daar is Sjerk door de Duitsers opgepakt en overgebracht naar het concentratiekamp Wöbbelin.

Sjerk Innikel heeft zich niet laten vermurwen en verraadde zijn moeder niet. In het concentratiekamp Wöbbelin in Duitsland is hij uiteindelijk, mei 1945 (!) overleden. De familie Innikel is jaren in het ongewisse gebleven over het lot van hun zoon. Pas op 28 oktober 1949 ontving men het bericht van zijn overlijden via een berichtgeving van het Rode Kruis. Daaraanvolgend is in vergaderingen en overleg besloten om deze zoon S(jerk) Innikel bij te plaatsen bij de lijst van verzetstrijders om hem zo te eren.

Het personeel van bakkerij ‘De Tijdgeest’ van de heer Plantinga in de Swammerdam-straat is in 1937 een dagje uit. De chef, mijnheer Wegrif, staat geheel rechts op de foto. In haar witte blouse staat juffrouw Wegrif. Vijfde van rechts staat bakker Kobus. Op de voorgrond ligt E.C. Stekelenburg. In het midden achter haar knielt Sjerk Innikel.

Het personeel van bakkerij ‘De Tijdgeest’ van de heer Plantinga in de Swammerdam-straat is in 1937 een dagje uit. De chef, mijnheer Wegrif, staat geheel rechts op de foto. In haar witte blouse staat juffrouw Wegrif. Vijfde van rechts staat bakker Kobus. Op de voorgrond ligt E.C. Stekelenburg. In het midden achter haar knielt Sjerk Innikel.

Juist in het aan verenigingen zo rijke Zuilen moesten in de Tweede Wereldoorlog vele verenigingen hun leden en/of bestuursleden zien vertrekken naar Duitsland of een onderduikadres. De heer A. Delfgou schrijft in het boek De lange weg van Elinkwijk naar ’t Landskampioenschap, dat in 1939 voor de mobilisatie alleen al van het eerste elftal maar liefst zeven leden, samen met hun trainer, de militaire plicht moesten vervullen. Het waren de spelers O. Blom, B. van Dijk, Th. van Dijk, G. Hol, D. Jansen, G. de Jongh en K. Valkenburg. De trainer was de heer van Reeden.

Zo is er natuurlijk geen sprake van een normaal competitieverloop. Daarom wordt door de KNVB een noodcompetitie opgezet voor het seizoen 1939–1940. Het bestuur van ‘Elinkwijk’ is zich bewust van het feit dat het voor de gemobiliseerde leden goed is om zoveel mogelijk contact met ‘thuis’ te behouden. Daarom doet de administrateur in het clubblad de volgende oproep. ‘Velen van onze jongens zitten ver weg van huis en haard en horen slechts sporadisch iets van Elinkwijk. Nu heeft de redactie besloten iedere week die jongens het sportblad van de krant te sturen. Wanneer u dus ’s maandags uw krant gelezen hebt, deponeert u deze dan bij ondergetekende in de brievenbus. Er zal worden gezorgd dat uw krant op de juiste plaats van bestemming komt.’

De noodcompetitie wordt nog bemoeilijkt omdat juist in deze winter meer sneeuw valt dan ooit. Daarom kan er acht weken lang niet gevoetbald worden. In het clubblad van mei 1940 schrijft de voorzitter van de elftalcommissie ‘… Wij hadden 34 leden onder de wapenen, van wie 7 van het eerste elftal. Toen dinsdags na Pinksteren Generaal Winkelman het niet genoeg te prijzen besluit tot overgave nam, gingen onze gedachten allereerst naar de onzen. Na enige dagen van welhaast ondraaglijke spanning kwamen druppelsgewijs de eerste berichten binnen: Otto (Blom) leeft, Gerrit (de Jongh) is gezien, Valkenburg, Dick, Bertus, Piet, Gerard, Hennie, Paul, Klaas, de Witte, v.d. Wijngaarde enz. enz. En nu we de balans opmaken, mogen wij gelukkig constateren dat ondanks het grote aantal Elinkwijkers dat in de krijg was, er niet één van hen is gesneuveld. Dit nu stemt ons tot grote dankbaarheid.’

De heer Delfgou schreef in het jubileumboek ook een mooi stuk over de clubgeest die in de oorlog letterlijk gevoed werd door het bestuur van de voetbalvereniging. ‘Met medewerking van de Zuilense winkeliers konden wij in de Hongerwinter bijna wekelijks een broodmaaltijd op tafel brengen, een enkele keer afgewisseld door een warme maaltijd. De heren A. Slotboom en W. v.d. Berg hebben hier prachtig werk verricht. Al met al was dit een gedurfde onderneming, in de eerste plaats door de veelvuldig voorkomende razzia’s, anderzijds door het feit dat vele mensen niet meer te vertrouwen waren. Een en ander ging als volgt:

De jongens kregen een uitnodiging naar een bepaald adres te komen met medebrenging van een bord en een vork. Zij mochten niet met meer dan twee tegelijk komen. Wanneer ze bij dat adres aankwamen, hoorden ze pas waar ze werkelijk moesten zijn. Wanneer allen present waren (er kwamen nooit afschrijvingen) hield voorzitter Schuring een concentratierede waarin hij onder meer zei dat wij als voetbalvereniging klaar moesten zijn om, zodra de oorlog was beëindigd, weer met ons verenigingswerk te kunnen aanvangen. Door deze feiten vroegtijdig onder ogen te zien, zouden wij zo snel mogelijk aan een opmars naar de eerste klasse kunnen beginnen.

In de tijd dat Schuring aan het woord was, was een ander met de bakfiets naar de melkfabriek van de firma Stam gereden waar een grote melkbus met stampot gereed stond.

En dan was het eten geblazen. Er was voor ieder tevens nog een stukje vlees en wat jus en na afloop ook nog een plukje Belgische shag.

Het resultaat van deze maaltijden was, dat onze jongens minder verzwakten dan vele anderen en dat was voor hen persoonlijk uiteraard erg belangrijk, maar een ander facet was, dat wij wel erg dicht bij elkaar kwamen te staan. Er heerste dan ook een goede geest en het gaf de jongens ook weer een beetje hoop op een betere toekomst.’

 

                                                     ‘Zuilen, 12 april 1945

W.S.

     Het is ons een buitengewoon groot genoegen, U wederom te kunnen uitnodigen voor een broodmaaltijd, op Vrijdag a.s. te 5 uur, ten huize van dhr. A. Delfgou, Swammerdamstraat 22.

U gelieve een bordje, mes, kopje en vork mede te brengen.

Hopend, op Uw aanwezigheid te kunnen rekenen, teekent, na vriendelijke sportgroeten,

                                                                Namens het Bestuur

                                                                 Secretaris.’

De laatste winter van de Tweede Wereldoorlog lijkt één grote schreeuw om brandstof te zijn. Alles wat maar branden kan, verdwijnt in de kachels, en niet alleen om voor enige warmte te zorgen. Er is ook geen gas meer, dus moet op de kachel getracht worden het weinige voedsel enigszins te verwarmen. Er zijn mensen bij wie de nood zo hoog is dat zij nogal drastische besluiten nemen: de planken van de slaapkamervloeren worden aan de vlammen opgeofferd. Na een oproep om verhalen over brandstoftekorten vertelde een mevrouw me dat ze het nogal eng vond om bij haar vriendinnetje in de Ampèrestraat op bezoek te gaan: zij moest op de slaapkamer over de balken lopen, alle planken waren weg!

Deze vorm van je (huur)huis opstoken, kwam vaker voor. De heer H. van Toorn weet zich te herinneren dat zijn moeder hem naar ‘ene mevrouw Visser stuurde, die boven de leesbibliotheek/boekhandel Vos in de Swammerdamstraat woont. Ik moest haar iets te eten brengen. Mevrouw Visser zat in wat de zitkamer geweest moest zijn, er waren nog twee planken waar ze over naar de keuken kon lopen! De rest was opgestookt. Dat het hele pand niet in elkaar gestort is, begrijp ik nog niet.’

Een wat minder bekende naam in het verzet van Zuilen is M. (Machiel) Kollaard. Hij maakte deel uit van het verzet, maar werd in 1941 al opgepakt. Hij werd verraden en heeft de oorlog vooral in de gevangenis van Sieburg doorgebracht. De werkzaamheden voor het verzet (onder andere het huisvesten van onderduikers) is voor de rest van de oorlog voortgezet door zijn vrouw. Tot verrassing van de familie kwam Machiel in april 1945 de huiskamer binnenstappen. Na de oorlog begon de heer Kollaard een ‘Scheveningse Vishandel’. Begin jaren vijftig met een haringkar op de Sweder van Zuylenweg (hiervan hebben nog veel werknemers van Werkspoor plezier gehad) en later in de winkel op de hoek van de Koolhovenstraat en Swammerdamstraat.

[1] Toen de familie Innikel na de Tweede Wereldoorlog bij deze veetransporteur om uitleg kwam vragen, bleek dat hij geëmigreerd was!

Logo Museum van Zuilen witte letters

Adres

Schaverijstraat 13
3534 AS Utrecht

Openingstijden

Woensdag t/m zaterdag van 10:00 tot 17:00 uur.
Reserveer uw bezoek.

Contactgegevens

06 20 56 56 55
info@museumvanzuilen.nl