De Franklinstraat in de Tweede Wereldoorlog
Van de heer J.H. van Amersfoort uit de Franklinstraat kreeg ik de volgende herinneringen toegestuurd: ‘Wat ik me nog zeer goed herinner, dat ik, in 1943 een melkboer hielp om de handwagen door de sneeuw te krijgen. We moesten bij verschillende klanten melk afleveren. Nou ja melk, het heette toen taptemelk en hij was lichtblauw van kleur.
Ik hielp toen een zoon van de familie Stetter, die woonde aan de Daalseweg, op de hoek van de De Lessepsstraat, tegenover slager Lamme. We moesten o.a. bezorgen bij een Duitse post aan de Cartesiusweg, hoek weg Lage Weide, en gingen daarvoor achter langs het voormalige terrein van Werkspoor. Deze Duitsers bewaakten toen een terrein met verzamelde neergeschoten Geallieerde vliegtuigen, soms ook wel Duitse toestellen, maar die werden van Engelse of Amerikaanse kentekens voorzien.
Bij die Duitse post mochten we altijd binnenkomen en we kregen dan een stuk Duitse kuch en een kom Erzatzkaffee. Ja daar denk ik nog wel eens aan, want het was toen erg koud en we waren blij iets te kunnen eten en drinken. Later heb ik die Duitsers nog wel eens terug willen zien, maar och, ik werd ouder en moest naar Indië, daarna ben ik getrouwd en toen kwam er niets meer van.
Nog een kleine herinnering: op de hoek De Lessepsstraat en Daalseweg was vroeger een kantoor en werkplaats van woningbouwvereniging Zuilen. In de muur van de werkplaats aan de Daalseweg zijn nog steeds de inslagen te zien van geweerschoten van de Duitsers tijdens een razzia.’
Van Amersfoort: ‘Het zal in 1944 geweest zijn toen er veel razzia’s in Zuilen waren. Op een gegeven moment werden we via via gewaarschuwd dat er weer een razzia op komst was. Waar die waarschuwing vandaan kwam weet ik niet, maar ik denk van goede politiemensen, ja die waren er ook nog. Veel Werkspoorders gingen successievelijk naar Werkspoor en de portier liet alles doorlopen, die zat natuurlijk ook in het complot.
Ik ging met mijn vader mee, ik hoefde eigenlijk niet onder te duiken omdat ik nog te jong was, maar ik was nogal lang voor mijn leeftijd, dus namen we het zekere voor het onzekere.
We brachten de tijd door met kaarten en toen het donker werd gingen velen slapen in de treinen die er stonden voor reparatie. Sommige mensen kregen nog wat te eten dat door familieleden werd gebracht. Zo hebben we de nacht doorgebracht, totdat de portier kwam vertellen dat de Duitsers (toen ‘moffen’) weg waren en gingen we weer naar huis, vol met vlooien uit die kussens in de treinen.
Bij een andere razzia heb ik me thuis verstopt. Tussen de keuken en de huiskamer was een schuifdeur en daarboven was een kleine ruimte waar ik net in paste. De Duitsers kwamen in huis en door de spleet van de schuifdeur kon ik ze zien staan, met getrokken pistool. Ze vroegen mijn Moeder of er “Männer im Hause sein?”
“Nee”, zei mijn moeder, “mijn man is voedsel halen in Drenthe”. Dat was ook zo (gelukkig voor mijn vader).
Of de Duitsers het hebben begrepen weet ik niet maar ze gingen naar de buren. Nadat alle Duitsers vertrokken waren, kon ik uit de benauwde ruimte komen.
Eenmaal heb ik ook nog achter de schoorsteenruimte gezeten met de kachel er weer voor. Dat was ook een benauwd plekje.’
Tot hier Van Amersfoorts herinneringen aan de oorlog. Hij schreef al dat ie naar Indië ging, u leest daarover in het hoofdstukje over de Zuilense Nederlands-Indië-gangers.
In de herinneringen van de naar Nieuw-Zeeland geëmigreerde Piet Koedijk lezen we nog hoe vindingrijk oplossingen werden bedacht, voor de vervanging van elektriciteit. ‘Natuurlijk waren er voor de hand liggende oplossingen zoals kaarsen en olielampen. Zolang je tenminste kaarsen kon kópen en olie. Want ook dàt hield op.
Maar ik heb met mijn eigen jonge ogen heel andere oplossingen gezien. Een vriend van mijn vader in de Franklinstraat had een klein schoepenrad gemaakt dat aan het wieltje van een fietsdynamo vastzat. Vandaar een paar draadjes naar de koplamp van een fiets op een eenvoudige standaard. Het schoepenrad zette die vriend in de gootsteen onder de lopende waterkraan[1]. Weer een ander had een fiets in de kamer staan, op zo’n ouderwetse beugelstandaard, waardoor het achterwiel een paar centimeter van de vloer is. De dynamo verplaatste hij naar de achterband i.p.v. de voorband. Om de beurt een poosje trappen betekende dat er licht was in de duisternis. Een beetje vermoeiend misschien, maar het hield je fit!’
- In de meeste Zuilense woningen waren geen watermeters. De huurder betaalde een vast bedrag per maand. Hierdoor deed de hoeveelheid verbruikt water er niet toe